ECLI:NL:HR:2008:BF1873

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C07/182HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid cassatieberoep tegen tussenarrest in huwelijksgoederengemeenschap

In deze zaak heeft de vrouw de man gedagvaard voor de rechtbank Alkmaar met het verzoek om de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap vast te stellen. De man heeft de vordering bestreden en een eis in reconventie ingediend. De rechtbank heeft na een comparitie na antwoord de zaak verwezen naar de rol voor het nemen van een akte door partijen en heeft hoger beroep tegen het tussenvonnis opengesteld. De man heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, dat op 8 februari 2007 het tussenvonnis van de rechtbank bekrachtigde en de zaak naar de rechtbank verwees voor een beslissing op de hoofdzaak. Tegen dit arrest heeft de man cassatie ingesteld, maar de vrouw is niet verschenen. De advocaat van de man heeft de zaak toegelicht en de conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekte tot niet-ontvankelijkheid van de man in zijn cassatieberoep. De advocaat van de man heeft hierop gereageerd.

Uitspraak

21 november 2008
Eerste Kamer
Nr. C07/182HR
EV/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. J. Groen,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.
1. Het geding in feitelijke instanties
De vrouw heeft bij exploot van 13 september 2005 de man gedagvaard voor de rechtbank Alkmaar en gevorderd, kort gezegd, de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap vast te stellen.
De man heeft de vordering bestreden en een eis in reconventie ingediend.
De rechtbank heeft, na een comparitie na antwoord te hebben gelast, bij tussenvonnis van 17 mei 2006 in conventie en reconventie de zaak verwezen naar de rol van 31 mei 2006 voor het nemen van een akte door partijen met het in overweging 4.7 omschreven doel, en hoger beroep tegen dit vonnis opengesteld.
Tegen het tussenvonnis van 17 mei 2006 heeft de man hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 8 februari 2007 heeft het hof het tussenvonnis van de rechtbank Alkmaar bekrachtigd en de zaak naar deze rechtbank verwezen om op de hoofdzaak te beslissen.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de vrouw is verstek verleend.
De zaak is voor de man toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de man in zijn cassatieberoep.
De advocaat van de man heeft bij brief van 25 september 2008 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Nu het hof niet reeds door een uitdrukkelijk dictum aan het geding omtrent enig deel van het gevorderde een einde heeft gemaakt, is zijn arrest een tussenarrest, hetgeen meebrengt dat volgens het hier toepasselijke art. 401a lid 2 Rv beroep in cassatie van dit arrest slechts tegelijk met het eindarrest kan worden ingesteld, aangezien het hof niet anders heeft bepaald en de overige in dit artikel vermelde uitzonderingen evenmin van toepassing zijn (vgl. HR 31 januari 2003, nr. C02/187, NJ 2003, 657).
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn beroep;
veroordeelt de man in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de vrouw begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 21 november 2008.