ECLI:NL:HR:2008:BF1046

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/13210
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieprocedure inzake dagvaardingsprocedure en rolverwijzing

In deze zaak heeft de man, wonende te [woonplaats], de vrouw, eveneens wonende te [woonplaats], gedagvaard voor de rechtbank 's-Gravenhage met de vordering tot betaling van een bedrag van € 8.345,--, inclusief rente en kosten. De rechtbank heeft op 27 april 2005 de vordering afgewezen. De man heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 22 augustus 2007 het vonnis van de rechtbank heeft bekrachtigd. Tegen deze beslissing heeft de man beroep in cassatie ingesteld. De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend.

De Hoge Raad heeft in deze beschikking geoordeeld dat de man, die in hoger beroep was gegaan, het beroep in cassatie bij dagvaarding had moeten instellen, conform artikel 407 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekte tot verwijzing van de zaak naar een roldatum, zodat de man voldoende tijd heeft om de vrouw op de juiste wijze op te roepen. De Hoge Raad heeft vervolgens besloten dat de procedure zal worden voortgezet volgens de regels van de dagvaardingsprocedure en heeft een rolzitting vastgesteld op 21 november 2008. De man is opgedragen om de vrouw bij exploot te betekenen dat de zaak op die zitting zal worden uitgeroepen, inclusief het cassatieverzoekschrift.

Deze beschikking is gegeven door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann, J.C. van Oven en C.A. Streefkerk, en is openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann op 7 november 2008.

Uitspraak

7 november 2008
Eerste Kamer
07/13210
RM/IS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. B.F.F. Gosschalk-Davidson,
t e g e n
[De vrouw],
in het verzoekschrift tot cassatie aangeduid als:
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.
1. Het geding in feitelijke instanties
De man heeft bij exploot van 12 november 2004 de vrouw gedagvaard voor de rechtbank 's-Gravenhage en gevorderd, kort gezegd, de vrouw te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 8.345,-- met rente en kosten.
De vrouw heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 27 april 2005 de vordering afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft de man bij verzoekschrift hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 22 augustus 2007 heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft de man bij verzoekschrift beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwijzing van de zaak naar een roldatum, zodanig gekozen dat er aan de kant van de verzoeker/eiser tot cassatie voldoende tijd is om de verweerster in cassatie te doen oproepen bij een exploot als nader in de conclusie omschreven en dat de Hoge Raad hem zal bevelen een zodanig exploot als bedoeld te laten uitbrengen; met bepaling dat verder zal worden geprocedeerd overeenkomstig de in dagvaardingsprocedures in cassatie voorgeschreven respectievelijk gebruikelijke gang van zaken.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
De man heeft - zoals hiervoor in 1 vermeld - bij dit geding inleidende dagvaarding gevorderd de vrouw, kort gezegd, te veroordelen tot betaling van een geldbedrag. Nu de man van het vonnis van de rechtbank, waarin zijn vordering werd afgewezen, bij dagvaarding in hoger beroep is gegaan en het hof bij arrest uitspraak heeft gedaan, had hij, ingevolge art. 407 lid 1 Rv., het beroep in cassatie eveneens bij dagvaarding dienen in te stellen.
De Hoge Raad zal als volgt beslissen.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
beveelt dat de procedure zal worden voortgezet volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure;
bepaalt dat de zaak zal worden uitgeroepen ter rolzitting van de Eerste Enkelvoudige Kamer van 21 november 2008;
beveelt de man om de vrouw bij exploot aan te zeggen dat de zaak op die zitting zal worden uitgeroepen, en haar daarbij het cassatieverzoekschrift te doen betekenen.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann, J.C. van Oven en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 7 november 2008.