ECLI:NL:HR:2008:BC2313
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- W.A.M. van Schendel
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Omvang van het hoger beroep en de beperking van het cassatieberoep in strafzaken
In deze zaak gaat het om de omvang van het hoger beroep en de beperking van het cassatieberoep in een strafzaak. De verdachte, geboren in 1981 en wonende te [woonplaats], was eerder door de Rechtbank vrijgesproken van bepaalde feiten, maar werd wel veroordeeld voor een ander feit. De Officier van Justitie stelde hoger beroep in tegen de vrijspraak, maar de vraag was of dit hoger beroep ook betrekking had op de veroordeling voor het andere feit. De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het Hof, dat het hoger beroep uitsluitend gericht was tegen de vrijspraak, onbegrijpelijk is. Dit omdat uit de akte van de Officier van Justitie niet blijkt dat het hoger beroep beperkt was tot een van de gevoegde zaken. De Advocaat-Generaal had ook niet aangegeven dat het hoger beroep was ingetrokken voor het andere feit. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht op het bestaande hoger beroep. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 29 januari 2008, na een cassatieberoep dat was ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.Y. Taekema. De Advocaat-Generaal Vellinga had geconcludeerd dat het beroep verworpen moest worden, maar de Hoge Raad kwam tot een andere conclusie.