ECLI:NL:HR:2008:BC1262

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R07/037HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging kinder- en partneralimentatie en ontvankelijkheid in hoger beroep

In deze zaak gaat het om een geschil tussen voormalige echtelieden over de wijziging van kinder- en partneralimentatie. De man heeft op 8 augustus 2006 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank 's-Gravenhage, waarin hij verzocht om de beschikking van 3 november 2005 te wijzigen. Hij vroeg om een lagere alimentatie voor de kinderen en om te bepalen dat hypotheeklasten niet tot de alimentatieverplichtingen behoren. De vrouw heeft het verzoek bestreden en zelf een hogere alimentatie voor de kinderen en voor haarzelf geëist. De rechtbank heeft op 7 september 2006 de alimentatie voor de kinderen vastgesteld op € 500,-- per maand per kind en de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoeken met betrekking tot de hypotheeklasten en de verrekeningen.

De man heeft hoger beroep ingesteld, maar het gerechtshof te 's-Gravenhage heeft hem op 17 januari 2007 niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep. Hierop heeft de man cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De vrouw heeft verzocht het cassatieberoep te verwerpen. De Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.

De Hoge Raad heeft de klachten van de man beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten geen nadere motivering behoeven, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep van de man verworpen, waarmee de eerdere beslissingen van de rechtbank en het gerechtshof in stand blijven.

Uitspraak

25 januari 2008
Eerste Kamer
Rek.nr. R07/037HR
MK/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. J.H. van Gelderen,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. E. van Staden ten Brink.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 8 augustus 2006 ter griffie van de rechtbank 's-Gravenhage ingediend verzoekschrift heeft de man zich gewend tot die rechtbank en verzocht de beschikking van de rechtbank van 3 november 2005 te wijzigen, dan wel aan te vullen in die zin dat de rechtbank zal bepalen dat:
1. de som welke de man voorlopig zal verstrekken tot verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen van partijen met ingang van 1 april 2006 wordt bepaald op € 300,-- per maand per kind;
2. de hypotheeklasten niet behoren tot de alimentatieverplichtingen in de zin van de beschikking van 3 november 2005, maar door partijen gezamenlijk dienen te worden gedragen, althans om een daartoe strekkende zelfstandige voorlopige voorziening te treffen;
3. de in de beschikking van 3 november 2005 toegestane verrekeningen (door de man) dan wel opnamen (door de vrouw) van € 8.000,-- per maand uit de beleggingsrekening beschouwd dienen te worden als voorschotten aan de vrouw op de scheiding en deling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen partijen, althans om een daartoe strekkende zelfstandige voorlopige voorziening te treffen.
De vrouw heeft het verzoek bestreden en zelfstandig verzocht voor de duur van het geding de man te veroordelen om met ingang van 1 mei 2006 een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen van € 700,-- per maand per kind te betalen en de man te veroordelen met ingang van 1 mei 2006 een bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw van € 16.000,-- per maand te betalen.
De rechtbank heeft bij beschikking van 7 september 2006, met wijziging in zoverre van de beschikking van 3 november 2005, de som welke de man met ingang van 1 mei 2006 voorlopig zal verstrekken tot de verzorging en opvoeding van de minderjarigen op € 500,-- per maand per kind bepaald, de som welke de man met ingang van 1 mei 2006 voorlopig zal verstrekken tot levensonderhoud van de vrouw op € 15.000,-- per maand bepaald en de man niet-ontvankelijk verklaard in de hierboven onder 2 en 3 vermelde verzoeken.
Tegen deze beschikking heeft de man hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij beschikking van 17 januari 2007 heeft het hof de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren P.C. Kop, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 25 januari 2008.