ECLI:NL:GHARN:2012:BV2129

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
17 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.088.190/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verzoek vervallenverklaring schriftelijke aanwijzing door Bureau Jeugdzorg

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 17 januari 2012, gaat het om een hoger beroep van ouders tegen de afwijzing van de rechtbank Zwolle-Lelystad van hun verzoek om een schriftelijke aanwijzing van Bureau Jeugdzorg (BJZ) te laten vervallen. De rechtbank had op 1 maart 2011 het verzoek van de ouders afgewezen, waarop zij in hoger beroep gingen. De ouders stelden dat er gronden waren voor ontvankelijkheid in hun hoger beroep, onder andere omdat de rechtbank in haar beschikking had vermeld dat hoger beroep mogelijk was. Het hof oordeelde echter dat deze mededeling van de griffier de wettelijke regeling van het hoger beroep niet kon opzijzetten.

Daarnaast werd er door de ouders een doorbrekingsgrond van het appelverbod ingeroepen, zoals vastgelegd in artikel 807 sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Het hof verduidelijkte dat, hoewel er in bijzondere gevallen hoger beroep mogelijk is tegen een beschikking die is gegeven op grond van artikel 1:259 BW, dit niet van toepassing was in deze zaak. Het hof concludeerde dat de rechtbank geen essentiële vormen had verzuimd en dat er geen reden was om van het appelverbod af te wijken.

Uiteindelijk verwierp het hof het beroep van de ouders, omdat er geen gegronde redenen waren om de beslissing van de rechtbank te herzien. De ouders hadden niet aangetoond dat er sprake was van een doorbrekingsgrond, en de rechtbank had haar beslissing voldoende gemotiveerd. De beschikking van het hof werd uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, waarbij werd opgemerkt dat de minderjarigen hun mening niet kenbaar hadden gemaakt.

Uitspraak

Beschikking d.d. 17 januari 2012
Zaaknummer 200.088.190
HET GERECHTSHOF ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Beschikking in de zaak van
1. [appellant 1],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de moeder,
2. [appellant 2],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de vader,
appellanten,
hierna gezamenlijk te noemen: de ouders,
advocaat mr. H. Smit, kantoorhoudende te Lelystad,
tegen
Bureau Jeugdzorg Flevoland,
kantoorhoudende te Lelystad,
geïntimeerde,
hierna te noemen: BJZ.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 1 maart 2011 heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad, het verzoek van de ouders om de door BJZ gegeven schriftelijke aanwijzing d.d. 28 januari 2011 vervallen te verklaren afgewezen.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 30 mei 2011, hebben de ouders verzocht de beschikking van 1 maart 2011 te vernietigen en opnieuw beslissende te bepalen dat de schriftelijke aanwijzing komt te vervallen.
BJZ heeft geen verweerschrift ingediend. Per brief van 21 juli 2010 heeft BJZ gesteld dat er op grond van artikel 807 sub a Rv geen hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank open staat.
Het hof heeft kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een brief van
4 augustus 2011 met bijlagen van mr. Smit en een brief van 29 november 2011 van BJZ.
Hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, hebben de minderjarigen [kind 1], [kind 2] en [kind 3] hun mening niet kenbaar gemaakt.
Ter zitting van 12 december 2011 is de zaak behandeld. Verschenen is mr. Smit, namens de ouders. BJZ heeft per brief d.d. 29 november 2011 aangegeven niet ter zitting te zullen verschijnen.
De beoordeling
Het geschil in hoger beroep
1. Bij beschikking van 1 maart 2011 heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad, het verzoek van de ouders om de door BJZ gegeven schriftelijke aanwijzing d.d. 28 januari 2011 vervallen te verklaren afgewezen. Tegen deze beschikking is het hoger beroep van de ouders gericht.
2. BJZ stelt zich op het standpunt dat er gelet op het bepaalde in artikel 807 sub a Rv tegen deze beschikking voor de ouders geen hoger beroep mogelijk is.
De ontvankelijkheid van de ouders in hun hoger beroep
3. De advocaat van de ouders heeft in zijn brief d.d. 4 augustus 2011 namens de ouders gesteld dat er appel tegen de beschikking van de rechtbank open staat op basis van twee gronden. De ouders stellen dat zij uit mochten gaan van de mededeling onder de beschikking van de rechtbank dat hoger beroep tegen de uitspraak mogelijk is en dat er daarnaast sprake is van een doorbrekingsgrond van het appelverbod. Gelet op die stellingen zijn zij naar hun mening ontvankelijk in hun hoger beroep.
Mededeling op de beschikking
4. De ouders stellen dat hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank open staat omdat dit onder de beschikking vermeld staat.
Het hof is van oordeel dat het hier gaat om een mededeling van de griffier. Conform vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan een door de griffier op een beschikking gestelde mededeling dat tegen de beschikking hoger beroep kan worden ingesteld, de wettelijke regeling van het hoger beroep niet opzij zetten.
Doorbreking van het appelverbod
5. Blijkens vaste jurisprudentie hieromtrent bestaat er, ondanks het in artikel 807
sub a Rv neergelegde appelverbod, in bijzondere gevallen toch de mogelijkheid hoger beroep in te stellen tegen een beschikking die is gegeven op grond van artikel 1:259 BW. Het moet dan gaan om een geval waarin de rechter buiten het toepassingsgebied van het betreffende artikel is getreden, het artikel ten onrechte dan wel met verzuim van essentiële vormen heeft toegepast of ten onrechte buiten toepassing heeft gelaten.
6. Om te worden ontvangen in zijn hoger beroep dient een appellant een doorbrekingsgrond te stellen. Indien de appelrechter vervolgens oordeelt dat een zodanige grond niet aanwezig is, verwerpt hij het beroep (noot 15 bij conclusie AG inzake HR 25-01-2008, LJN: BC1262).
7. Het hof is van oordeel dat er in het onderhavige geval geen reden is om van het appelverbod af te wijken. De rechtbank heeft bij de motivering van haar beslissing weliswaar veel zaken uit het verleden aangehaald, doch dit levert hooguit een motiveringsgebrek op en geen vormverzuim. Van een toetsing ex-tunc in plaats van ex-nunc, schending van het beginsel van hoor en wederhoor of het verlaten van de grondslag, zoals door de ouders gesteld, is geen sprake.
8. Een en ander leidt tot de conclusie dat het beroep van de ouders moet worden verworpen.
De beslissing
Het gerechtshof:
verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.G. Idsardi, voorzitter, A.V.T. de Bie en G.K. Schipmölder, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van
17 januari 2012 in bijzijn van de griffier.