ECLI:NL:HR:2007:BB4955

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
02827/06
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • A.J.A. van Dorst
  • B.C. de Savornin Lohman
  • J.W. Ilsink
  • H.A.G. Splinter-van Kan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over strafoplegging en motivering door het Hof

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 december 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was eerder veroordeeld voor mishandeling, waarbij het Hof een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf had opgelegd. De Hoge Raad oordeelde dat de motivering van het Hof omtrent de strafoplegging onvoldoende was. Het Hof had in zijn oordeel verwezen naar 'mutaties' in het dossier, maar had niet duidelijk gemaakt wat deze mutaties inhielden en hoe deze van invloed waren op de strafmaat. Hierdoor was het oordeel van het Hof niet begrijpelijk. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de strafoplegging, en wees de zaak terug naar het Gerechtshof voor herbehandeling van de straf. De Hoge Raad verwierp het beroep voor het overige, wat betekent dat de veroordeling voor mishandeling in stand bleef. De zaak benadrukt het belang van een duidelijke en begrijpelijke motivering van de straf door de rechter, vooral wanneer er sprake is van bijzondere omstandigheden die de strafmaat beïnvloeden.

Uitspraak

18 december 2007
Strafkamer
nr. 02827/06
SM/RR
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 17 juli 2006, nummer 22/000671-06, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter te Rotterdam van 17 januari 2006 - de verdachte ter zake van "mishandeling" veroordeeld tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van zestig uren, subsidiair dertig dagen hechtenis en tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak wat betreft de strafoplegging en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof dan wel verwijzing naar een aangrenzend Hof opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw zal worden berecht en afgedaan.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel bevat de klacht dat het Hof in zijn strafmotivering ten onrechte strafbare feiten in aanmerking heeft genomen die niet zijn tenlastegelegd en waarvan niet is gebleken dat de verdachte deze heeft erkend.
3.2.1. Het Hof heeft bewezenverklaard dat de verdachte:
"op 26 november 2005 te Rotterdam opzettelijk mishandelend een persoon genaamd [slachtoffer] met zijn tot vuist gebalde hand een klap tegen het oog heeft gegeven, waardoor deze [slachtoffer] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden."
3.2.2. Ter motivering van de opgelegde straf heeft het Hof - voor zover voor de beoordeling van het middel van belang - het volgende overwogen:
"De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en opnieuw rechtdoende tot veroordeling van de verdachte terzake van het tenlastegelegde tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, alsmede tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarde van reclasseringscontact.
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling zoals bewezenverklaard. Door aldus te handelen heeft de verdachte op ontoelaatbare wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat mede gelet op de zich in het dossier bevindende mutaties uit het oogpunt van speciale preventie - een geheel onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van navermelde duur, alsmede een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van navermelde duur een passende en geboden reactie vormen."
3.3. Blijkens zijn hiervoor weergegeven overwegingen heeft het Hof geoordeeld dat "mede gelet op de zich in het dossier bevindende mutaties uit het oogpunt van speciale preventie" de hiervoor onder 1 vermelde straffen een passende en geboden reactie vormen. Dit oordeel is zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk nu het Hof niets heeft vastgesteld omtrent bedoelde mutaties.
3.4. Het middel is dus terecht voorgesteld.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst, B.C. de Savornin Lohman, J.W. Ilsink en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 18 december 2007.