ECLI:NL:HR:2007:BA6306

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 augustus 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
00777/07 U
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • J.P. Balkema
  • A.J.A. van Dorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitlevering en gewijzigde samenstelling van de Rechtbank

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 augustus 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een uitspraak van de Rechtbank te Rotterdam van 19 februari 2007. Het betreft een verzoek tot uitlevering van een opgeëiste persoon door het Koninkrijk Noorwegen. De opgeëiste persoon, geboren in 1981 en 1980, was ten tijde van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting. Het beroep in cassatie is ingesteld door de opgeëiste persoon, vertegenwoordigd door mr. J.Y. Taekema, advocaat te 's-Gravenhage.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de Rechtbank op 5 februari 2007 anders was samengesteld dan op de eerdere zittingen van 23 augustus en 4 december 2006. De zaak was op 4 december 2006 geschorst zonder inhoudelijke behandeling, zodat er geen noodzaak was voor de Rechtbank om het onderzoek opnieuw aan te vangen. De Hoge Raad oordeelt dat het middel van de opgeëiste persoon niet tot cassatie kan leiden, omdat er geen rechtsvragen zijn die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moeten worden.

De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd dat het beroep verworpen moet worden. De Hoge Raad volgt deze conclusie en verwerpt het beroep, zonder dat er grond is voor vernietiging van de bestreden uitspraak. Het arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is op 28 augustus 2007 uitgesproken.

Uitspraak

28 augustus 2007
Strafkamer
nr. 00777/07 U
SG/RR/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Rechtbank te Rotterdam van 19 februari 2007, nummer [001] , op een verzoek van het Koninkrijk Noorwegen tot uitlevering van:
[opgeëiste persoon] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981, [alias 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981, alias [alias 2] , geboren te [geboorteplaats] [geboortedatum] 1980, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [A] .
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de opgeëiste persoon. Namens deze heeft mr. J.Y. Taekema, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel klaagt primair dat de Rechtbank ten tijde van het onderzoek ter zitting van 5 februari 2007 anders was samengesteld dan op de daaraanvoorafgaande zittingen van 23 augustus en 4 december 2006, zonder dat blijkt van hernieuwde aanvang van het onderzoek en evenmin van instemming door de Officier van Justitie en de raadsman om daarvan af te zien. Dat leidt aldus het middel tot nietigheid van het onderzoek.
3.2. Blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal is het onderzoek ter zitting van 4 december 2006 opnieuw aangevangen en is het vervolgens, zonder dat de zaak inhoudelijk is behandeld, geschorst om de - toen niet aanwezige - opgeëiste persoon in de gelegenheid te stellen de behandeling bij te wonen.
Vervolgens is de zaak inhoudelijk behandeld ter zitting van 5 februari 2007. Blijkens het proces-verbaal van die zitting was de Rechtbank anders samengesteld dan ter zitting van 4 december 2006.
3.3. Nu de zaak op 4 december 2006 niet inhoudelijk was behandeld, bestond voor de Rechtbank niet de noodzaak om het onderzoek wegens gewijzigde samenstelling opnieuw aan te vangen (vgl. HR 26 september 2000, LJN ZD1970, NJ 2000, 701 en HR 9 januari 2001, AA9480, NJ 2001, 125). De primaire klacht van het middel ziet daaraan voorbij, zodat zij faalt.
3.4. Ook overigens kan het middel niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO geen nadere motivering, nu het middel in zoverre niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Slotsom
Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en A.J.A. van Dorst, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 28 augustus 2007.