ECLI:NL:HR:2007:BA3627
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Aanvulling van verkort proces-verbaal in cassatieprocedure met betrekking tot moord en mishandeling
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 juni 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1963 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'de Marwei' te Leeuwarden, was in hoger beroep door het Hof ontslagen van alle rechtsvervolging voor de feiten 'moord' en 'mishandeling'. Het Hof had daarbij bevolen dat de verdachte ter beschikking zou worden gesteld met verpleging van overheidswege. De Hoge Raad heeft kennisgenomen van de middelen van cassatie die door de raadsheren mr. G.P. Hamer en mr. B.P. de Boer zijn voorgesteld. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak draaide om de vraag of het verkorte proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep correct was opgemaakt. Het middel klaagde dat in dit proces-verbaal niet was opgenomen dat de verdachte de 'cautie' was gegeven en dat er geen beslissingen waren opgenomen omtrent verzoeken van de verdediging. De Hoge Raad oordeelde dat het aanvankelijk opgemaakte verkorte proces-verbaal geen zelfstandige betekenis toekwam, omdat het was aangevuld overeenkomstig de wettelijke voorschriften. Aangezien het middel niet klaagde over het proces-verbaal zoals dat na aanvulling was komen te luiden, ontbrak het belang voor cassatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, omdat de middelen niet tot cassatie konden leiden en er geen grond was voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken op de zitting.