ECLI:NL:HR:2007:BA3128
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- J.P. Balkema
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Cassatie over strafmotivering bij opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 juli 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, waarbij hij cocaïne had vervoerd, verkocht en verstrekt. Het Hof had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, maar de verdediging stelde dat de strafmotivering onvoldoende was. De Advocaat-Generaal Knigge had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen ten aanzien van de strafoplegging. De Hoge Raad oordeelde dat de overwegingen van het Hof, in navolging van de Politierechter, correct waren en dat niet kon worden volstaan met een lichtere sanctie dan onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming. De Hoge Raad bevestigde dat de strafmotivering voldeed aan de eisen van artikel 359, vijfde en zesde lid, van het Wetboek van Strafvordering. Aangezien het middel niet tot cassatie kon leiden en er geen andere gronden waren voor vernietiging, werd het beroep verworpen. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige strafmotivering in zaken die betrekking hebben op de Opiumwet.