ECLI:NL:HR:2007:BA2622
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- C.J.J. van Maanen
- C. Schaap
- J.W.M. Tijnagel
- A.H.T. Heisterkamp
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de toepassing van de 30%-regeling voor commissarissen van in Nederland gevestigde vennootschappen
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de toepassing van de 30%-regeling, die belastingvoordelen biedt aan werknemers die tijdelijk in Nederland werken. Belanghebbende, een commissaris van een in Nederland gevestigde naamloze vennootschap, had verzocht om toepassing van deze regeling, maar de Inspecteur had dit verzoek afgewezen. Na bezwaar van belanghebbende heeft het Hof het beroep gegrond verklaard en de uitspraak van de Inspecteur vernietigd, waardoor het verzoek van belanghebbende werd ingewilligd.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat belanghebbende voldoet aan de vereisten voor de 30%-regeling. De Hoge Raad stelt vast dat de wet- en besluitgever niet de intentie had om commissarissen in fictieve dienstbetrekking uit te sluiten van deze regeling. De Hoge Raad verklaart het beroep van de Staatssecretaris ongegrond en veroordeelt hem in de proceskosten, vastgesteld op € 805 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit arrest is gewezen op 12 oktober 2007 en is openbaar uitgesproken door de vice-president en de raadsheren in aanwezigheid van de waarnemend griffier.
De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de toepassing van de 30%-regeling op commissarissen en verduidelijkt de voorwaarden waaronder deze regeling kan worden toegepast. De Hoge Raad bevestigt dat de status van commissaris niet automatisch uitsluit dat men als werknemer wordt beschouwd in de zin van de relevante belastingwetgeving.