2.2. De Rechtbank heeft het klaagschrift ongegrond verklaard. De bestreden beschikking houdt dienaangaande het volgende in:
"De raadsman van klaagster heeft aangevoerd dat in de strafzaak tegen [klager] een aantal goederen in beslag is genomen, waaronder onderhavige auto. De auto is het eigendom van klaagster. Aan [klager] werd verzocht of hij in staat was om zekerheid te stellen voor de inbeslaggenomen auto's. Na overleg is de zekerheidstelling op € 23.000,00 gesteld. [Klager] wilde dit bedrag contant betalen, hetgeen niet rechtstreeks bij het ontnemingsbureau BOOM kon gebeuren. Hierover is uitgebreid contact geweest met een medewerker van het BOOM.
Uiteindelijk heeft [klager] het geld via een derdenrekening van de raadsman overgemaakt naar het BOOM, waarna hij de auto's terugkreeg. Toen hij een reservesleutel miste is hij terug gegaan naar de plaats waar de auto's in beslag waren gehouden en op dat moment is de vraag gerezen of het handelen van de raadsman en [klager] wel zuiver was.
Daarop volgde een nieuwe inbeslagname. Deze heeft onterecht plaatsgevonden omdat zekerheid was gesteld en daarmee de overeenkomst tot zekerheidstelling was nageleefd. De overheid wist dat [klager] contant wilde betalen en heeft het geld zonder enige vraag geaccepteerd. Het openbaar ministerie dient zich een betrouwbare partner in de zekerheidsovereenkomst te betonen en kan dan niet na afloop opeens de vraag stellen hoe [klager] aan dat geld kwam. Evenmin kan dan een inbeslagname volgen. Bij twijfel had het openbaar ministerie al bij de ontvangst van het geld
moeten optreden, anders maakt zij zichzelf ook schuldig aan witwassen.
De officier van justitie heeft verklaard zich te verzetten tegen teruggave van het inbeslaggenomen motorvoertuig aan klaagster en heeft daartoe aangevoerd dat indien iemand plotseling over een groot contant geldbedrag beschikt om zekerheid te kunnen stellen de verdenking van witwassen ontstaat. De vraag is hoe [klager] aan dat geld kwam. Daarover worden tot op heden zeer wisselende en tegenstrijdige verklaringen afgelegd. Daarnaast is het bedrag in coupures van € 50,00 gestort, terwijl het een feit van algemene bekendheid is dat dergelijke coupures zeer geliefd zijn in het criminele circuit.
Vooral de tegenstrijdige verklaringen over de herkomst van het geld brengt het openbaar ministerie tot de verdenking van witwassen. De bedoeling is dat de inbeslaggenomen auto ter uitwinning van een ontnemingsvordering zal worden gebruikt. In het licht van het voorgaande acht het openbaar ministerie het hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de auto terug zal geven aan klaagster.
Beoordeling
De rechtbank overweegt het volgende.
De raadsman heeft onweersproken gesteld dat overleg met het openbaar ministerie omtrent de zekerheidstelling voor de in beslag genomen auto's met [klager] heeft plaatsgevonden. Het sluiten van een dergelijke overeenkomst is volledig vrij en aan de overeenkomst kon worden voldaan. Indien dan vervolgens blijkt dat ter uitvoering van de overeenkomst is betaald met contant geld waarbij de verdenking ontstaat dat dit is verkregen uit criminele activiteiten, kan een nieuwe verdenking ontstaan en eveneens een nieuwe inbeslagname volgen. De rechtbank is van mening dat deze verdenking kan ontstaan op grond van de wisselende verklaringen over de herkomst van het geld. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de inbeslagname op rechtmatige wijze heeft plaatsgevonden.
Uit de stukken en de behandeling in raadkamer, waarbij van belang is dat de verdenking van witwassen tegen klager onverminderd voortduurt, blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, het in beslag genomen motorvoertuig zal ontnemen als wederrechtelijk verkregen voordeel.
Gelet op het bovenstaande, is de rechtbank van oordeel dat het strafvorderlijk belang zich verzet tegen opheffing van het beslag.
Het beklag dient dan ook ongegrond te worden verklaard."