3.2. De bestreden beschikking houdt - voorzover hier van belang - het volgende in:
"Het klaagschrift strekt tot opheffing van het daarop gelegde beslag, met last tot teruggave aan klager van:
- een auto van het merk Volkswagen, type Golf R32 3.2 V6 177 KW, voorzien van het kenteken [AA-00-AA].
Bij beschikking van 18 augustus 2004 heeft de voorzitter van de rechtbank gelast, dat:
- het betrekkelijke strafdossier/proces-verbaal aan het raadkamerdossier dient te worden toegevoegd;
- klager voor de raadkamerzitting van 20 september 2004 dient te worden opgeroepen.
Kort voor de behandeling van het klaagschrift zijn van de zijde van het Openbaar Ministerie aan het dossier toegevoegd:
- een proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 1];
- een proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 2];
- een proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 3], e/v [betrokkene 1];
- een proces-verbaal van bevindingen van de officier van justitie mr. Crommelin d.d. 17 augustus 2004;
- een tweetal verslagen van op 20 april 2004 opgenomen tapgesprekken.
Op 20 september 2004 is dit klaagschrift op een openbare zitting in raadkamer behandeld. (...)
Om proceseconomische redenen is de verdachte/beslagene [...] bij gelegenheid van de (pro forma) behandeling van diens strafzaak op 16 augustus 2004 op het klaagschrift gehoord. (...)
Beoordeling
Als gesteld en niet weersproken moet als vaststaand worden aangenomen, dat bedoelde auto onder [de verdachte/beslagene] in beslag is genomen en dat het beslag nog voortduurt.
Namens klager is er onder meer op gewezen, dat:
- hij zich over het voortduren van de inbeslagneming bezwaard voelt;
- het belang van de strafvordering zich - naar zijn oordeel - niet tegen de gevraagde teruggave verzet;
- de auto in januari 2004 door klager werd gekocht;
- de auto aan [de verdachte/beslagene] werd uitgeleend;
- het Openbaar Ministerie geen steekhoudende argumenten heeft aangevoerd om het gelegde beslag te handhaven.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het klaagschrift, nu zich te dezen niet voordoet het geval dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter - later oordelend - de auto verbeurd zal verklaren dan wel tot bewaring van het recht tot verhaal voor een op te leggen verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, weshalve het belang van strafvordering zich tegen de verzochte teruggave verzet.
De rechtbank is op grond van de stukken en het verhandelde in de raadkamer van oordeel, dat het openbaar ministerie onvoldoende heeft aangetoond dat de onder [de verdachte/beslagene] in beslag genomen auto geheel of grotendeels door middel van (een) strafba(a)r(e) feit(en) is verkregen, aangezien de stukken die betrekking hebben op deze inbeslagname ontbreken.
Het openbaar ministerie is voldoende in de gelegenheid geweest zijn standpunt aan de rechtbank en de raadsman kenbaar te maken en dit standpunt te onderbouwen met bijvoorbeeld het onderliggende strafdossier/ proces-verbaal. Aangezien het openbaar ministerie dit heeft nagelaten, kan de rechtbank niet toetsen of de onderhavige beslaglegging rechtmatig is, zodat de rechtbank het er in het voordeel van klager voor houdt, dat de meergenoemde auto niet op rechtmatige wijze onder [de verdachte/beslagene] in beslag is genomen.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel, dat het belang van strafvordering zich niet tegen de verzochte teruggave verzet, nu:
- zich in dezen het geval voordoet dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelende, tot een verbeurdverklaring van de onder [de verdachte/beslagene] inbeslaggenomen auto zal komen;
- de afgifte van de auto aan klager als rechthebbende op het eerste gezicht redelijk en maatschappelijk niet onverantwoord is. (...)"