ECLI:NL:HR:2007:BA1262
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- L. Monné
- J.W.M. Tijnagel
- Rechtspraak.nl
Legesheffing en het vertrouwensbeginsel in bouwvergunningaanvraag
In deze zaak gaat het om de legesheffing die is opgelegd aan belanghebbende, een B.V. die een bouwvergunning heeft aangevraagd voor de bouw van veertien vakantiewoningen. De gemeente Velsen heeft een bedrag van € 20.039,43 aan leges geheven, dat na bezwaar is verminderd tot € 15.179,90. Belanghebbende heeft tegen deze beslissing beroep aangetekend bij het Gerechtshof, dat het beroep gegrond verklaarde en de leges op nihil heeft vastgesteld. Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen van het College terecht zijn ingediend. De Hoge Raad stelt vast dat de brief van 4 februari 2002, waarin belanghebbende werd geïnformeerd over ontbrekende gegevens voor de bouwaanvraag, niet de indruk kan wekken dat er geen leges zouden worden geheven. De Hoge Raad concludeert dat het Hof onterecht heeft geoordeeld dat belanghebbende erop mocht vertrouwen dat zij geen leges verschuldigd zou zijn. De uitspraak van het Hof wordt vernietigd, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en de zaak wordt verwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling.
De Hoge Raad benadrukt dat het College de aanvraag in behandeling heeft genomen en dat aan de voorwaarden voor legesheffing is voldaan. De beslissing van het Hof kan niet in stand blijven, en de Hoge Raad geeft aan dat de geschilpunten die het Hof niet heeft behandeld, alsnog beoordeeld moeten worden. De proceskosten worden niet toegewezen, en het verwijzingshof zal bepalen of er een vergoeding voor de kosten van het geding voor het Hof aan belanghebbende moet worden toegekend.