ECLI:NL:HR:2007:AZ6635
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- P.C. Kop
- E.J. Numann
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Bestuurdersaansprakelijkheid en meldingsplicht bij betalingsonmacht volgens de Invorderingswet 1990
In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van een bestuurder van een vennootschap voor onbetaald gebleven belastingaanslagen, in het bijzonder in het kader van de Invorderingswet 1990. De Ontvanger van de Belastingdienst heeft de bestuurder, [verweerder], aansprakelijk gesteld voor belastingschulden van Triax Arbodienst B.V. De bestuurder had op 3 maart 1998 een melding van betalingsonmacht gedaan, maar de Ontvanger stelde dat deze melding niet tijdig was gedaan, omdat er in mei 1998 een betaling had plaatsgevonden. De rechtbank te Breda had de vordering van de Ontvanger toegewezen, maar het gerechtshof te 's-Hertogenbosch vernietigde dit vonnis en veroordeelde de bestuurder tot betaling van een lager bedrag. De Ontvanger ging in cassatie tegen deze uitspraak, waarbij ook de bestuurder incidenteel cassatieberoep instelde.
De Hoge Raad oordeelde dat de melding van betalingsonmacht, gedaan op 3 maart 1998, haar geldigheid behield, ook na de betaling door Triax in mei 1998. De Hoge Raad benadrukte dat de meldingsplicht van artikel 36 van de Invorderingswet 1990 is bedoeld om de ontvanger tijdig te informeren over de financiële situatie van de belastingplichtige, zodat hij zijn invorderingsbeleid kan afstemmen. De Hoge Raad verwierp de klachten van de Ontvanger en oordeelde dat de meldingsplicht niet opnieuw hoeft te worden gedaan zolang er nog sprake is van betalingsachterstand. Dit arrest bevestigt de noodzaak van een redelijke wetsuitleg en de bescherming van de belangen van de belastingplichtige.