In deze zaak, gewezen door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 december 2004, betreft het hoger beroep van twee appellanten tegen de curator van de failliete besloten vennootschap Bonbosch B.V. De zaak is een vervolg op een eerder tussenarrest van 23 september 2003, waarin de appellanten waren toegelaten tot bewijslevering. De appellanten, vertegenwoordigd door mr. L.R.G.M. Spronken, stelden dat zij handelden conform instructies van de curator, Jeroen Hellendoorn, die in zijn hoedanigheid als curator optrad. De curator werd bijgestaan door mr. C.M. van der Corput.
Tijdens de bewijslevering heeft de appellant vijf getuigen gehoord, waaronder zichzelf, terwijl de curator drie getuigen in contra-enquête heeft gehoord. De appellanten hebben vervolgens een memorie na enquête ingediend, waarop de curator met een antwoordmemorie heeft gereageerd. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant niet in zijn bewijsopdracht is geslaagd, omdat de verklaringen van de getuigen niet voldoende bewijs opleverden om de stellingen van de appellant te onderbouwen. De verklaringen van de betrokken partijen stonden diametraal tegenover elkaar, wat leidde tot de conclusie dat de appellant als feitelijk bestuurder van Bonbosch B.V. moet worden aangemerkt.
Het hof heeft de grieven van de appellanten verworpen en het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. Tevens is de appellant veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep, met een specificatie van de kosten aan de zijde van de curator en de geïntimeerde. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de kostenveroordeling onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.