ECLI:NL:HR:2007:AZ5446

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R06/065HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van Nederlanderschap en rechtsgevolgen van naturalisatiebesluit

In deze zaak verzocht de verzoeker, die in de beschikking wordt aangeduid als [verzoeker], de rechtbank te 's-Gravenhage om vast te stellen dat hij vanaf 14 november 1997 de Nederlandse nationaliteit bezit. Dit verzoek werd ingediend op 25 augustus 2005. De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Justitie, verzocht om afwijzing van het verzoek. Na een mondelinge behandeling op 2 februari 2006, wees de rechtbank op 2 maart 2006 het verzoek af. De beschikking van de rechtbank werd aan de Hoge Raad voorgelegd in het kader van een cassatieprocedure. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten die in het cassatierekest zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelde dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de klachten niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep op 23 februari 2007 verworpen, waarbij de beschikking openbaar werd uitgesproken door raadsheer E.J. Numann. De uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, vooral in het kader van het nationaliteitsrecht en de rechtsgevolgen van naturalisatiebesluiten.

Uitspraak

23 februari 2007
Eerste Kamer
Rek.nr. R06/065HR
RM/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. C.J. Dreef,
t e g e n
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Justitie),
zetelende te 's-Gravenhage,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. H.A. Groen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 25 augustus 2005 ter griffie van de rechtbank te 's-Gravenhage ingekomen verzoekschrift heeft verzoeker tot cassatie - verder te noemen: [verzoeker] - zich gewend tot die rechtbank en verzocht vast te stellen dat hij vanaf 14 november 1997 de Nederlandse nationaliteit bezit.
Verweerder in cassatie - verder te noemen: de Staat - heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.
Na mondelinge behandeling op 2 februari 2006 heeft de rechtbank bij beschikking van 2 maart 2006 het verzoek afgewezen.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de rechtbank heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staat heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling (vgl. HR 30 juni 2006, nr. R05/095, RvdW 2006, 669).
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, A. Hammerstein, C.A. Streefkerk en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 23 februari 2007.