ECLI:NL:HR:2007:AZ4854
Hoge Raad
- Cassatie
- P.C. Kop
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling op grond van de Faillissementswet
In deze zaak gaat het om de tussentijdse beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling van verzoekster, die in eerste instantie door de rechtbank te Haarlem was uitgesproken. De bewindvoerder heeft op 9 december 2005 verzocht om de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft de behandeling van dit verzoek op 7 februari 2006 aangehouden om verzoekster een laatste kans te geven haar verplichtingen na te komen. De rechter-commissaris heeft geadviseerd om de schuldsaneringsregeling te beëindigen. Uiteindelijk heeft de rechtbank op 28 maart 2006 de schuldsaneringsregeling beëindigd en het faillissement van verzoekster uitgesproken. Verzoekster heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, dat op 16 juni 2006 het vonnis van de rechtbank heeft bekrachtigd. Tegen deze beslissing heeft verzoekster cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman gevolgd, die tot verwerping van het beroep strekte. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten in het cassatiemiddel niet tot cassatie kunnen leiden, en dat nadere motivering niet nodig is, aangezien de klachten geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling oproepen. De Hoge Raad verwerpt het beroep en spreekt het arrest uit op 23 februari 2007.