ECLI:NL:HR:2007:AZ3320
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- W.A.M. van Schendel
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Betekening van de appeldagvaarding en de rechtsgeldigheid daarvan in het strafrecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 januari 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De zaak betreft de rechtsgeldigheid van de betekening van de appeldagvaarding aan de verdachte, die ten tijde van de betekening geen bekende woon- of verblijfplaats had. De verdachte was eerder vrijgesproken van verkrachting en veroordeeld tot vijftien maanden gevangenisstraf voor andere feiten. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie en oordeelt dat het Hof ten onrechte heeft aangenomen dat de dagvaarding rechtsgeldig was betekend. De Hoge Raad stelt vast dat er onvoldoende is aangetoond dat de dagvaarding op het opgegeven adres is uitgereikt, en dat het oordeel van het Hof dat het adres als achterhaald moest worden beschouwd niet begrijpelijk is. De enkele omstandigheid dat de verdachte sinds augustus 2004 geen woon- of verblijfplaats had, sluit niet uit dat het adres in de appelakte nog steeds relevant was voor de betekening van gerechtelijke mededelingen. Om doelmatigheidsredenen verklaart de Hoge Raad de appeldagvaarding nietig, waardoor de bestreden uitspraak van het Hof niet in stand kan blijven. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak en verklaart de dagvaarding in hoger beroep nietig.