ECLI:NL:HR:2007:AY8543

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
42624
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • L. Monné
  • C. Schaap
  • J.W.M. Tijnagel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen uitspraak Gerechtshof inzake aanslag inkomstenbelasting

In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure ingesteld door de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1999, waarbij de Inspecteur na bezwaar de aanslag had verminderd tot een belastbaar inkomen van ƒ 57.404. De belanghebbende, hierna aangeduid als X, ging in beroep bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur vernietigde en de aanslag verder verlaagde tot ƒ 53.883. De Staatssecretaris van Financiën was het niet eens met deze uitspraak en stelde beroep in cassatie in.

De Hoge Raad oordeelt dat het Hof onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het verweer van de Inspecteur ter zitting niet in overweging is genomen. De Inspecteur had standpunten ingenomen die een uitbreiding van de rechtsstrijd vormden, maar het Hof heeft hier niet adequaat op gereageerd. De Hoge Raad concludeert dat de beslissing van het Hof ontoereikend gemotiveerd is, vooral omdat het Hof niet heeft uitgelegd waarom het verweer van de Inspecteur niet werd meegenomen in de beoordeling. Dit leidt tot de conclusie dat het beroep van de Staatssecretaris gegrond is.

De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelt dat er geen termen zijn voor een veroordeling in de proceskosten, en dat het verwijzingshof zal beoordelen of er een vergoeding voor de proceskosten aan belanghebbende moet worden toegekend. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 23 februari 2007.

Uitspraak

Nr. 42.624
23 februari 2007
TRP
gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 26 augustus 2005, nr. 02/04394, betreffende na te melden aan X te Z (hierna: belanghebbende) opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1999 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van ƒ 57.404.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van ƒ 53.883. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen
's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
De Advocaat-Generaal J.A.C.A. Overgaauw heeft op 18 juli 2006 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
3.1. De Inspecteur heeft in zijn verweerschrift aan het Hof, na een opsomming van in geschil zijnde posten, geconcludeerd tot bevestiging van de bestreden uitspraak, onder verwijzing naar (de door hem ingenomen standpunten in) op dat moment lopende beroepszaken over de jaren 1990 tot en met 1993 en 1995 tot en met 1998, zulks onder het aanbod om eventueel de op die oude beroepszaken betrekking hebbende relevante stukken aan het Hof te doen toekomen. Uit 's Hofs uitspraak of de stukken van het geding blijkt niet van een daartoe strekkend verzoek, noch van het Hof, noch van belanghebbende. Gelet op een en ander behoefde 's Hofs oordeel dat belanghebbendes beroep door de Inspecteur niet is weersproken, nadere motivering, welke echter ontbreekt. Onderdeel a van het middel, dat daarover klaagt, slaagt derhalve.
3.2. Het Hof heeft geen acht geslagen op het ter zitting door de Inspecteur gevoerde verweer, en daartoe redengevend geacht dat de Inspecteur daarbij standpunten heeft ingenomen welke een uitbreiding vormen van de rechtsstrijd. Zonder nadere motivering, welke ontbreekt, is echter niet duidelijk waarin de door het Hof bedoelde uitbreiding van de rechtsstrijd gelegen is.
Voorts blijkt niet dat het Hof bij zijn afweging ook aandacht heeft besteed aan de reden welke de Inspecteur ter zitting mede heeft gegeven voor zijn nader betoog aldaar, te weten dat acht dagen vóór de zitting in de onderhavige zaak het Hof uitspraken had gedaan inzake beroepen van belanghebbende over de jaren 1996 en 1997. Ten slotte overweegt het Hof wel dat behandeling van de standpunten van de Inspecteur zonder uitstel belanghebbende onredelijk in zijn processuele positie zou benadelen, maar ontbreekt een overweging waarom niet tot uitstel kon worden overgegaan door het onderzoek ter zitting te schorsen. Ook op die punten is 's Hofs beslissing om geen acht te slaan op het ter zitting gevoerde verweer ontoereikend gemotiveerd.
Onderdeel b van het middel slaagt evenzeer.
3.3. De uitspraak van het Hof kan niet in stand blijven. Het middel behoeft voor het overige geen behandeling. Verwijzing moet volgen voor een hernieuwde behandeling van de zaak in volle omvang.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Door het verwijzingshof zal worden beoordeeld of aan belanghebbende voor de kosten in verband met de behandeling van het geding voor het Hof een vergoeding dient te worden toegekend.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep van de Staatssecretaris van Financiën gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en
verwijst het geding naar het Gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer L. Monné als voorzitter, en de raadsheren C. Schaap en J.W.M. Tijnagel in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2007.