ECLI:NL:HR:2007:AY6714
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- W.A.M. van Schendel
- J. de Hullu
- W.M.E. Thomassen
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de schatting van wederrechtelijk verkregen voordeel in het kader van profijtontneming
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 april 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene, die was veroordeeld voor poging tot het, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door het verspreiden van een leugenachtig bericht, doen stijgen van de prijs van fondsen. Het Hof had de betrokkene een betalingsverplichting opgelegd van € 12.939,57, gebaseerd op de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel niet begrijpelijk was, omdat de vrijspraak van de betrokkene voor een van de feiten (feit 2) door de Hoge Raad meebracht dat deze schatting niet meer ten grondslag kon worden gelegd aan de veroordeling. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd en de vordering van het Openbaar Ministerie afgewezen om doelmatigheidsredenen. Dit arrest benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij de schatting van wederrechtelijk verkregen voordeel en de noodzaak om de feiten waarop deze schatting is gebaseerd, duidelijk te onderbouwen. De zaak is terugverwezen naar het Hof voor herbeoordeling van de strafoplegging, maar de Hoge Raad heeft de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen.