ECLI:NL:GHARL:2021:6698

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 juli 2021
Publicatiedatum
12 juli 2021
Zaaknummer
21-005587-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt met onvoldoende onderbouwing van het aantal oogsten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een betrokkene die hennep heeft gekweekt. De betrokkene stelde dat hij de hennep uitsluitend had gekweekt om hennepolie te maken voor zijn ouders en vriendin, maar het hof achtte deze verklaring niet aannemelijk. Het hof baseerde zijn oordeel op het verhoogde stroomverbruik dat in het ontnemingsrapport werd genoemd, maar concludeerde dat er geen voldoende onderbouwd overzicht van het stroomverbruik was overgelegd. Hierdoor was het ontnemingsrapport onvoldoende om het aantal oogsten te schatten.

Het hof heeft de verklaring van een medeverdachte als uitgangspunt genomen voor de schatting van het aantal oogsten en kwam tot de conclusie dat de betrokkene in totaal 9 oogsten had gehad. De ontnemingsperiode werd vastgesteld op vijf jaar voorafgaand aan 20 juni 2016. De berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel werd uitgevoerd op basis van de gegevens uit het BOOM-rapport, wat leidde tot een schatting van € 35.363,99. Het hof vernietigde de eerdere beslissing en legde de verplichting op tot betaling van dit bedrag aan de Staat.

De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs en onderbouwing bij de schatting van wederrechtelijk verkregen voordeel, vooral in zaken die betrekking hebben op hennepteelt. Het hof heeft de wettelijke voorschriften toegepast zoals deze golden ten tijde van de procedure en heeft de verplichting tot betaling aan de Staat vastgesteld op het genoemde bedrag.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005587-19
Uitspraak d.d.: 5 juli 2021
TEGENSPRAAK
ONTNEMINGSZAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof ArnhemLeeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank NoordNederland van 14 oktober 2019 met parketnummer 18-820302-16 op de vordering ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De betrokkene heeft tegen de hiervoor genoemde beslissing hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 21 juni 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van hetgeen door de advocaat-generaal en door betrokkene en zijn raadsman, mr. A.P.E.M. Pover, naar voren is gebracht.

De beslissing waarvan beroep

Het hof verenigt zich niet met de beslissing waarvan beroep zodat dit behoort te worden vernietigd en opnieuw moet worden rechtgedaan.

De vordering

De inleidende schriftelijke vordering van de officier van justitie en de vordering ter terechtzitting in hoger beroep van de advocaat-generaal strekt tot schatting van het door betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel op € 117.847,48 en tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de Staat van datzelfde bedrag.

De vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel

Betrokkene is bij arrest van dit hof van 5 juli 2021 (met parketnummer 21-005586-19) ter zake van het telen van ongeveer 42 hennepplanten in de periode van 9 mei 2016 tot en met 20 juni 2016 en het bezitten van hennep op 20 juni 2016 veroordeeld tot straf.
Uit het strafdossier en bij de behandeling van de vordering ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat betrokkene uit een ander strafbaar feit financieel voordeel heeft genoten.
Betrokkene is in de strafzaak in eerste aanleg van het onder 3 tenlastegelegde plegen van voorbereidingshandelingen voor grootschalige hennepteelt conform artikel 11a van de Opiumwet vrijgesproken. Blijkens het arrest Geering [1] en het arrest van de Hoge Raad van 10 april 2007 [2] kan de schatting van het wederrechtelijk voordeel zich niet uitstrekken over feiten waarvan betrokkene eerder is vrijgesproken. Artikel 2 van de Opiumwetbesluit bepaalt dat onder ‘een grote hoeveelheid’ een hoeveelheid van 200 hennepplanten moet worden verstaan. Het hof stelt vast dat de schatting van het wederrechtelijk voordeel zoals hierna besproken niet ziet op de teelt van een grote hoeveelheid hennep. Zodoende doet de situatie zich niet voor dat aan betrokkene als door soortgelijke feiten verkregen voordeel wordt ontnomen ter zake van een feit waarvan hij eerder is vrijgesproken.
De politie heeft op 20 juni 2016 in een schuur en twee units behorende bij een pand van betrokkene aan de [woonadres] in totaal drie ingerichte kweekruimtes aangetroffen. In één van deze ruimtes is een in werking zijnde kwekerij met 43 hennepplanten aangetroffen. In een vat zijn verder 660 gram gedroogde henneptoppen aangetroffen. Ten aanzien van deze teelt en aangetroffen henneptoppen is betrokkene veroordeeld tot straf. In een vat zijn 220 gripzakjes ontdekt. Voorts is een contant geldbedrag van in totaal € 1.670,- aangetroffen, verdeeld in coupures van twee keer € 500,-, zes keer € 100,-, één keer € 5,- en één keer € 20,-, waarbij het hof ten aanzien van de biljetten van € 500,- opmerkt dat deze in het normale betalingsverkeer een zeldzaamheid zijn.
Betrokkene heeft in eerste aanleg en in hoger beroep verklaard in het geheel geen financieel voordeel te hebben genoten. Betrokkene heeft slechts hennep gekweekt om daarvan hennepolie te maken om de gezondheidsklachten van zijn destijds ongeneeslijk zieke ouders en thans chronisch zieke vriendin te verlichten. Het hof acht de verklaring van betrokkene dat de geteelde hennepplanten uitsluitend bedoeld waren om hennepolie te maken voor zijn ouders en vriendin niet aannemelijk. Betrokkene heeft deze stelling niet nader onderbouwd en hij had desgevraagd ter terechtzitting in hoger beroep weinig specifieke kennis over het maken van hennepolie. Bovendien is hennepolie in vele vormen legaal verkrijgbaar, zodat het onaannemelijk is dat de betrokkene om die reden een grote investering doet om een illegale hennepkwekerij op te zetten. Mocht betrokkene de gekweekte hennep deels hebben aangewend voor het maken van hennepolie voor gebruik door zijn ouders en vriendin, dan maakt dit naar het oordeel van het hof de omvang van het vastgestelde wederrechtelijk verkregen voordeel niet anders. Betrokkene heeft in die situatie immers geen hennep hoeven aan te schaffen bij een coffeeshop om daarvan olie te maken. Hij heeft zich de kosten voor de aankoop van hennep, dan wel hennepolie, bij een ander bespaard.
Uit de verklaring van betrokkene is voldoende aannemelijk dat hij voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van het bewezenverklaarde gronddelict, alsmede andere strafbare feiten.
Het hof is van oordeel dat het ontnemingsrapport onvoldoende wordt onderbouwd door het dossier om de daarin opgenomen berekening van het door betrokkene genoten voordeel te kunnen gebruiken voor de schatting van dit voordeel.
Betrokkene nam de energie voor het kweken van hennep af via de meter. Blijkens het ontnemingsrapport is het verhoogde stroomverbruik een belangrijke pijler geweest om vast te stellen dat er sprake zou zijn geweest van 7 voorgaande oogsten in de kweekruimte op het vorige woonadres van betrokkene aan de [adres1] te [woonplaats] en 6 voorgaande oogsten in kweekruimtes op het adres [woonadres] te [woonplaats] . Een van de energieleverancier afkomstig overzicht van het stroomverbruik op voornoemde adressen is echter niet aan het dossier toegevoegd. Het hof is daarom – met de verdediging – van oordeel dat het ontnemingsrapport in zoverre onvoldoende specifiek onderbouwd is om te kunnen gebruiken als fundament voor een schatting van het aantal oogsten. Er is derhalve geen sprake van een situatie waarin voldoende aannemelijk is dat betrokkene voordeel heeft genoten uit het in de rapportage aangegeven aantal oogsten en er is derhalve geen sprake van een situatie waarin van de verdediging verwacht mag worden dat zij met een concrete en voldoende verifieerbare verklaring voor het stroomverbruik komen, zonder welke de berekening van het profijt uit de rapportage gevolgd kan worden.
Aan de inhoud van wettige bewijsmiddelen ontleent het hof de schatting van het door betrokkene verkregen voordeel op een bedrag van € 35.363,99. Het hof komt als volgt tot deze schatting.
Het hof neemt de verklaring van de vriendin van betrokkene, [naam1] , als uitgangspunt voor het bepalen van de periode en het aantal oogsten waarover betrokkene wederrechtelijk voordeel heeft genoten. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van haar verklaring te twijfelen. Niet is gebleken dat zij, zoals door de verdediging is aangevoerd, onder druk zou hebben verklaard en evenmin dat zij, al dan niet onder druk, onjuist zou hebben verklaard. Zij heeft op 20 juni 2016 bij de politie verklaard dat ze weet dat betrokkene al vijf jaar twee à drie keer per jaar oogst. Op grond hiervan wordt de verklaring van betrokkene dat hij in totaal 3 keer heeft geoogst, als onaannemelijk terzijde geschoven. De ontnemingsperiode betreft de vijf jaren voorafgaand aan 20 juni 2016.
Het hof zal uitgaan van twee oogsten per jaar in de kweekruimte op het adres [woonadres] , waar een kwekerij met 43 hennepplanten is aangetroffen. Het hof kan op basis van het dossier niet vaststellen hoeveel planten betrokkene in deze vijf jaren steeds heeft geteeld. Door dit gebrek aan informatie zal het hof niet uitgaan van de in het BOOM-rapport gehanteerde 15 planten per beschikbare m² – wat een aantal van 90 planten per oogst zou opleveren –, maar zal het hof in plaats daarvan en in het voordeel van betrokkene, uitgaan van 43 hennepplanten per oogst, zijnde de omvang van de oogst zoals die op 20 juni 2016 is aangetroffen.
Nu betrokkene van de op 20 juni 2016 aangetroffen en inbeslaggenomen 43 hennepplanten geen voordeel heeft genoten, zal het hof uitgaan van één eerdere oogst in 2016. Dit brengt voor de gehele ontnemingsperiode het totaal op 9 eerdere oogsten van steeds 43 planten in kweekruimte A. In totaal heeft betrokkene aldus 387 hennepplanten geoogst en daaruit financieel voordeel genoten.
Bij de berekening van de opbrengst en de kosten neemt het hof de gegevens uit het BOOMrapport van 2010 als uitgangspunt. Het hof komt daarbij tot de volgende berekening.
Bruto opbrengst: 387 planten [3] x 31,8 [4] gram x € 3.280,- [5] / kg = € 40.365,65.
Afschrijvingskosten van € 150,- x 9 oogsten = € 1.350,00.
Variabele kosten van € 3,33 x 387 planten = € 1.288,71.
Inkoopkosten van € 2,85 x 387 planten = € 1.102,95.
Elektriciteitskosten van 1 assimilatielamp van 600 Watt: € 140,- x 9 oogsten = € 1.260,00.
Totale kosten: € 5.001,66.
Netto wederrechtelijk verkregen voordeel: € 40.365,65 – € 5.001,66 = € 35.363,99.

De verplichting tot betaling aan de Staat

Op grond daarvan zal het hof de verplichting tot betaling aan de Staat stellen op voornoemd bedrag.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
Dit voorschrift is toegepast, zoals het gold ten tijde van de procedure.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van €
35.363,99 (vijfendertigduizend driehonderddrieënzestig euro en negenennegentig cent).
Legt de betrokkene de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 35.363,99 (vijfendertigduizend driehonderddrieënzestig euro en negenennegentig cent).
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 707 dagen.
Aldus gewezen door
mr. T.H. Bosma, voorzitter,
mr. A.H. toe Laer en mr. R.R.H. Laurens, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K.M. Diender, griffier,
en op 5 juli 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.EHRM 1 maart 2007, NJ 2007, 349.
3.vier jaren twee keer geoogst en één jaar één keer geoogst, in totaal 9 oogsten. Totaal aantal geoogste planten: 9 x 43 planten = 387 planten.
4.Gram hennep per plant. Kweekruimte A betrof een ruimte van 6 m². In deze ruimte stonden 43 planten. Per m² stonden er 7,1 planten. Volgens het BOOM-rapport hoort bij 7 planten per m² een opbrengst per plant van 31,8 gram hennep.
5.Opbrengst per kilo hennep.