ECLI:NL:HR:2006:AZ2101
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Cassatie over vrijspraak in moord- en doodslagzaak met betrekking tot bewijswaardering
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 december 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was eerder door de Rechtbank te Rotterdam veroordeeld voor doodslag en kreeg een gevangenisstraf van vijftien jaar opgelegd. Het Gerechtshof vernietigde dit vonnis en sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde moord en doodslag, waarbij het Hof uitvoerig de motivering van de vrijspraak toelichtte. De Hoge Raad oordeelt dat in cassatie niet kan worden getoetst of de feitenrechter terecht tot de vrijspraak is gekomen, omdat de waardering van het bewijsmateriaal aan de feitenrechter is voorbehouden. De Hoge Raad benadrukt dat de selectie en waardering van bewijs door de feitenrechter niet in cassatie kan worden bestreden, tenzij er sprake is van bijzondere gevallen. De Hoge Raad concludeert dat het middel van cassatie niet kan leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof, en verwerpt het beroep. De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt de autonomie van de feitenrechter in het beoordelen van bewijs en de motivering van vrijspraken.