ECLI:NL:HR:2006:AY8644
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- A.R. Leemreis
- C.J.J. van Maanen
- Rechtspraak.nl
Baatbelasting en rechtszekerheid bij gemeentelijke belastingheffing
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbenden tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, die betrekking heeft op een aanslag in de baatbelasting van de gemeente Nuth. De belanghebbenden, eigenaren van een onroerende zaak aan de a-straat 1 te Z, kregen een aanslag opgelegd van ƒ 24.523,25 op basis van de baatbelastingverordening. Na bezwaar werd deze aanslag verminderd tot ƒ 3.491,56. De belanghebbenden stelden dat de heffing van baatbelasting niet in overeenstemming was met het bekostigingsbesluit van de gemeente, dat een maximum bedrag aan belasting vaststelde. Het Hof bevestigde de uitspraak van het Hoofd van de afdeling Financiën van de gemeente Nuth, maar de belanghebbenden gingen in cassatie.
De Hoge Raad oordeelde dat de onverkorte toepassing van de baatbelastingverordening leidde tot een hogere heffing dan het bekostigingsbesluit toestond. De Hoge Raad benadrukte dat als in het bekostigingsbesluit een percentage van de geraamde kosten wordt vermeld, dit ook het bedrag van de geraamde lasten moet omvatten om rechtszekerheid te bieden aan belastingplichtigen. De Hoge Raad verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof en de uitspraak van het Hoofd, en verlaagde de aanslag tot ƒ 3.027,51. Tevens werd de gemeente Nuth veroordeeld tot vergoeding van griffierechten aan de belanghebbenden. Dit arrest onderstreept het belang van rechtszekerheid in de belastingheffing door gemeenten en de noodzaak om transparant te zijn over kosten en lasten.