ECLI:NL:HR:2003:AL6992

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 oktober 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
38259
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.G. Pos
  • L. Monné
  • P.J. van Amersfoort
  • A.R. Leemreis
  • C.J.J. van Maanen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over aanslagen in de baatbelasting van de gemeente Dongeradeel

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, die op 24 mei 2002 werd gedaan in verband met aanslagen in de baatbelasting van de gemeente Dongeradeel. De belanghebbende, eigenaar van onroerende zaken aan de a-straat 1, 2, 3 en 4 te Q, had vier verenigde aanslagen ontvangen, die na bezwaar door het hoofd van de afdeling Financiën van de gemeente Dongeradeel werden gehandhaafd. De belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat het beroep ongegrond verklaarde. Hierop volgde het cassatieberoep.

De Hoge Raad oordeelde dat de aanslagen niet in stand konden blijven. De Raad stelde vast dat de gemeente Dongeradeel in totaal ƒ 742.429 aan baatbelasting had geheven, wat meer was dan het bedrag van ƒ 700.000 dat in het Bekostigingsbesluit was vastgesteld. Dit leidde tot de conclusie dat de aanslagen moesten worden verminderd. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en de uitspraak van het Hoofd, en bepaalde dat de aanslagen voor de onroerende zaken moesten worden verlaagd tot respectievelijk ƒ 3238,69, ƒ 6477,38, ƒ 6477,38 en ƒ 9714,19. Tevens werd de gemeente Dongeradeel veroordeeld tot het vergoeden van griffierechten en proceskosten aan de belanghebbende.

De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van rechtszekerheid en de noodzaak om bij het vaststellen van belastingtarieven rekening te houden met eerder vastgestelde maxima in bekostigingsbesluiten. De Raad bevestigde dat overschrijding van het maximum niet leidt tot de onverbindendheid van de gehele verordening, maar enkel tot de onverbindendheid van de tariefstelling die het maximum overschrijdt.

Uitspraak

Nr. 38.259
3 oktober 2003
SD
gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 24 mei 2002, nr. 883/00, betreffende na te melden aanslag in de baatbelasting van de gemeente Dongeradeel.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende zijn ter zake van het genot krachtens eigendom van de onroerende zaken a-straat 1, 2, 3 en 4 te Q, gemeente Dongeradeel, vier op één aanslagbiljet verenigde aanslagen in de baatbelasting herinrichting kernwinkelgebied van de gemeente Dongeradeel opgelegd ten bedrage van respectievelijk ƒ 3435, ƒ 6870, ƒ 6870 en ƒ 10.303, welke aanslagen, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van het hoofd van de afdeling Financiën van de gemeente Dongeradeel (hierna: het Hoofd) zijn gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dongeradeel (hierna: B en W) heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
B en W hebben een conclusie van dupliek ingediend.
3. Beoordeling van de middelen
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
3.1.1. Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaken a-straat 1, 2, 3 en 4 te Q.
3.1.2. Op 7 november 1994 heeft de raad van de gemeente Dongeradeel het bekostigingsbesluit herinrichting kernwinkelgebied (hierna: het Bekostigingsbesluit) vastgesteld, waarin het volgende is vermeld:
"Via de heffing van een baatbelasting zal ƒ 700.000,00 van de voor rekening van de gemeente blijvende kosten van de door of met medewerking van het gemeentebestuur tot stand te brengen voorzieningen ter verbetering van het winkel- en verblijfsklimaat in de straten Koornmarkt, Grote Breedstraat, Kleine Breedstraat, Waagstraat, Hoogstraat, Bargemerk, Diepswal, De Zijl, Boterstraat en de Markt worden omgeslagen over de genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de door deze voorzieningen gebate onroerende zaken.
Het gebied waarbinnen de onroerende zaken zijn gebaat, is aangegeven op de bij dit bekostigingsbesluit behorende kaart."
3.1.3. Op 26 november 1998 heeft de raad de Verordening baatbelasting herinrichting kernwinkelgebied (hierna: de Verordening) vastgesteld. Op basis van de Verordening zijn de aan de herinrichting van het kernwinkelgebied verbonden lasten gedeeltelijk omgeslagen. In totaal is op basis van de Verordening ƒ 742.429 aan baatbelasting geheven.
3.2. Het Hof heeft onder meer geoordeeld dat de omstandigheid dat op basis van de Verordening méér aan lasten is omgeslagen dan aanvankelijk in het Bekostigingsbesluit was vermeld, niet meebrengt dat de aan belanghebbende opgelegde aanslagen moeten worden vernietigd dan wel verminderd.
3.3. Middel II, dat zich tegen dit oordeel keert, is terecht voorgesteld.
3.3.1. In het Bekostigingsbesluit is het gedeelte van de kosten dat via de heffing van een baatbelasting zou worden omgeslagen over de genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de onroerende zaken die door de voorzieningen zouden worden gebaat, vastgesteld - zonder enig voorbehoud ten aanzien van dat bedrag - op ƒ 700.000. Met het oog op de rechtszekerheid welke de wetgever met het bekostigingsbesluit heeft willen waarborgen, mag in de latere verordening het tarief niet zodanig worden vastgesteld dat dat bedrag wordt overschreden (HR 27 juni 2003, nr. 36909, NTFR 2003/1220).
3.3.2. Ingevolge de Verordening is in totaal ƒ 742.429 aan baatbelasting geheven. Aldus overschrijdt het ingevolge de Verordening in totaal geheven bedrag aan baatbelasting het totaal van de te verhalen lasten van ƒ 700.000, vastgesteld in het Bekostigingsbesluit. Deze overschrijding brengt niet mede dat de Verordening in haar geheel onverbindend is, maar slechts dat de tariefstelling onverbindend is voorzover daardoor het uit het Bekostigingsbesluit voortvloeiende maximum wordt overtroffen. De sanctie op overschrijding van dat maximum dient immers niet verder te gaan dan nodig is om de in het Bekostigingsbesluit gelegen waarborg tot zijn recht te doen komen (HR 27 juni 2003, nr. 36909, NTFR 2003/1220).
3.4. Middel I kan niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu dit middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3.5. Op grond van het in 3.3 overwogene kan 's Hofs uitspraak niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen.
De aanslag ter zake van de onroerende zaak a-straat 1 moet worden verminderd tot een aanslag ten bedrage van ƒ 3238,69 (700.000/742.429 x ƒ 3435).
De aanslag ter zake van de onroerende zaak a-straat 2 moet worden verminderd tot een aanslag ten bedrage van ƒ 6477,38 (700.000/742.429 x ƒ 6870).
De aanslag ter zake van de onroerende zaak a-straat 3 moet worden verminderd tot een aanslag ten bedrage van ƒ 6477,38 (700.000/742.429 x ƒ 6870).
De aanslag ter zake van de onroerende zaak a-straat 4 moet worden verminderd tot een aanslag ten bedrage van ƒ 9714,19 (700.000/742.429 x ƒ 10.303).
4. Proceskosten
B en W zullen worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie en het Hoofd in de kosten van het geding voor het Hof.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof, alsmede de uitspraak van het Hoofd,
vermindert de aanslag ter zake van de onroerende zaak a-straat 1 tot een aanslag ten bedrage van ƒ 3238,69 (€ 1469,65),
vermindert de aanslag ter zake van de onroerende zaak a-straat 2 tot een aanslag ten bedrage van ƒ 6477,38 (€ 2939,31),
vermindert de aanslag ter zake van de onroerende zaak a-straat 3 tot een aanslag ten bedrage van ƒ 6477,38 (€ 2939,31),
vermindert de aanslag ter zake van de onroerende zaak a-straat 4 tot een aanslag ten bedrage van ƒ 9714,19 (€ 4408,11),
gelast dat de gemeente Dongeradeel aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 327, alsmede het bij het Hof betaalde griffierecht ter zake van de behandeling van de zaak voor het Hof ten bedrage van ƒ 450 (€ 204,20), derhalve in totaal € 531,20,
veroordeelt B en W in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 1288 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand,
veroordeelt het Hoofd in de kosten van het geding voor het Hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 644 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en
wijst de gemeente Dongeradeel aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.G. Pos als voorzitter, en de raadsheren L. Monné, P.J. van Amersfoort, A.R. Leemreis en C.J.J. van Maanen, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2003.