ECLI:NL:HR:2006:AY7396
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Cassatie over profijtontneming en afwijzing getuigenverhoor
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem, gedaan op 3 juni 2005, met nummer 21/007472-04. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene, geboren in 1976. Het beroep is ingesteld door de betrokkene zelf, vertegenwoordigd door mr. S. Dogan, advocaat te Wijk bij Duurstede. De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen.
De Hoge Raad heeft op 10 oktober 2006 uitspraak gedaan. In de beoordeling van het middel dat door de betrokkene is voorgesteld, oordeelt de Hoge Raad dat het middel niet tot cassatie kan leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), waarbij de Hoge Raad aangeeft dat er geen nadere motivering nodig is, omdat het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De slotsom van de Hoge Raad is dat het beroep wordt verworpen, omdat er geen grond aanwezig is om de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen. Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, samen met de raadsheren A.J.A. van Dorst en J. de Hullu, en is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart.