ECLI:NL:HR:2006:AY4029
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- P.C. Kop
- J.C. van Oven
- F.B. Bakels
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Huwelijksvermogensrecht en verdeling van huwelijksgoederengemeenschap tussen voormalige echtelieden met internationale aspecten
In deze zaak gaat het om een geschil tussen voormalige echtelieden over de verdeling van hun huwelijksgoederengemeenschap. De vrouw, die zowel de Franse als de Nederlandse nationaliteit heeft, en de man, die Senegalees is, zijn in een juridische strijd verwikkeld over de woning van de vrouw, waar zij vóór het huwelijk met haar twee kinderen woonde. De vraag is of deze woning, gezien de bijzondere omstandigheden van hun huwelijk, buiten de verdeling moet blijven. Dit betreft een uitzondering op de hoofdregel van artikel 1:94 van het Burgerlijk Wetboek, die normaliter de verdeling van huwelijksgoederen regelt. De zaak is aanhangig gemaakt door de man, die de vrouw op 18 juni 2001 heeft gedagvaard voor de rechtbank te Utrecht, met het verzoek om de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap vast te stellen. De vrouw heeft de vordering bestreden en in reconventie een andere verdeling gevorderd. De rechtbank heeft na twee tussenvonnissen en getuigenverhoor op 17 maart 2004 een eindvonnis gewezen, waarin de verdeling is vastgesteld en de man is verplicht om medewerking te verlenen aan de uitvoering van deze verdeling. De vrouw is ook veroordeeld tot betaling van een bedrag aan de man. Tegen dit vonnis heeft de vrouw hoger beroep ingesteld, wat resulteerde in een arrest van het gerechtshof te Amsterdam op 12 mei 2005, waarin het hof het eindvonnis gedeeltelijk heeft vernietigd en de vorderingen van de man en vrouw heeft herzien. De man heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 20 oktober 2006 het principale beroep van de man verworpen en de kosten van het geding in cassatie gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.