1 september 2006
Eerste Kamer
Nr. C05/121HR
JMH/RM
Hoge Raad der Nederlanden
SOTEL B.V.,
gevestigd te Soest,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt,
DE GEMEENTE BERGEN OP ZOOM,
gevestigd te Bergen op Zoom,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. M.E. Gelpke.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: Sotel - heeft bij exploot van 10 januari 2002, hersteld bij exploot van 14 januari 2002, de Coöperatie Rabobank Bergen op Zoom U.A., gevestigd te Bergen op Zoom en verweerster in cassatie - verder afzonderlijk te noemen: de Bank en de Gemeente - gedagvaard voor de rechtbank te Breda en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van € 907.560,43 (zijnde het equivalent van ƒ 2.000.000,--) op grond van onrechtmatige daad, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 21 april 2000 tot aan de dag der algehele voldoening, met dien verstande dat de één betaald hebbende de ander zal zijn gekweten, met veroordeling van de Bank en de Gemeente in de proceskosten.
De Bank en de Gemeente hebben de vordering bestreden en de Gemeente heeft van haar kant in reconventie gevorderd Sotel, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de Gemeente te betalen een bedrag van € 232.676,--, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 2 april 2002 tot aan de dag der algehele voldoening met veroordeling van Sotel, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van deze procedure.
Sotel heeft de vordering in reconventie bestreden en bij conclusie van repliek haar eis gewijzigd en vermeerderd en gevorderd voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut:
jegens de Bank:
primair: de Bank te veroordelen om ten aanzien van de percelen te [plaats] aan de [a-straat 1] en de [b-straat 1], bestaande uit kantoren, kadastraal bekend gemeente Bergen op Zoom, sectie [A], nummer [001], groot 670 centiare, alsmede sectie [A], nummers [002 t/m 005], groot 816 centiare, medewerking te verlenen in dier voege dat, indien en voor zover die door de Gemeente uit hoofde van deze procedure, dan wel uit anderen hoofde aan haar worden teruggeleverd die percelen, voor een bedrag van in totaal ƒ 3.100.000,-- te weten € 2.518.480,19 in onbezwaarde eigendom aan Sotel over te dragen, waarmee wordt bedoeld vrij van beslagen, beperkte rechten en, zo mogelijk, van enig aanwijzingsbesluit ter zake van een voorkeursrecht als bedoeld in de Wet Voorkeursrecht Gemeenten en wel binnen vijf werkdagen dat de Bank daarvan weer de eigendom heeft verworven;
alles op straffe van een dwangsom van ƒ 2.000.000,-- ofwel € 907.560,43 boete per overtreding, althans een zodanig bedrag als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren;
subsidiair: voor recht te verklaren dat de Bank toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de op 9 maart 1998 tussen haar en Sotel gesloten koopovereenkomst, en aldus ook onrechtmatig jegens Sotel heeft gehandeld om in onderlinge samenhang en afzonderlijk te beschouwen redenen, te weten:
- door in de tweede helft van 2000 af te spreken dat er voorlopig door de Gemeente geen nieuw besluit op bezwaar naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank Breda van 21 april 2000 behoefde te worden genomen,
- vervolgens met die Gemeente in onderhandeling te treden omtrent aankoop en vervolgens op of omstreeks 5 juni 2001 een koopovereenkomst te sluiten
- alsmede door niet op te komen tegen het besluit van 31 mei 2001 en
- door een koopovereenkomst met de gemeente te sluiten en
- nadien mee te werken aan de feitelijke overdracht;
meer subsidiair: voorwaardelijk, indien deze vordering niet reeds wordt belichaamd in de procedure 00-456, welke zich thans in staat van hoger beroep bevindt bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch, de Bank te veroordelen tot betaling van de door Sotel geleden schade van ƒ 2.000.000,-- ofwel € 907.560,43, alsmede verdere schade nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 september 1998 tot aan de dag der algehele voldoening, subsidiair vanaf 21 april 2000, dan wel vanaf een zodanige datum als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren, des dat de Gemeente betaald hebbende de Bank zal zijn bevrijd;
primair, subsidiair en meer subsidiair: kosten rechtens;
primair: de Gemeente te veroordelen om de percelen te [plaats] aan de [a-straat 1] en de [b-straat 1], bestaande uit kantoren, kadastraal bekend gemeente Bergen op Zoom, sectie [A], nummer [001], groot 670 centiare, alsmede sectie [A], nummers [002 t/m 005], groot 816 centiare voor een bedrag van in totaal ƒ 3.100.000,-- te weten € 2.518.480,19 bij wijze van (gedeeltelijke) schadevergoeding in natura aan Sotel in onbezwaarde eigendom over te dragen, waarmee wordt bedoeld vrij van beslagen, beperkte rechten en, zo mogelijk, van enig aanwijzingsbesluit ter zake van een voorkeursrecht als bedoeld in de Wet Voorkeursrecht Gemeenten en de Gemeente bovendien te verbieden om nadat zij het huidige voorkeursrecht op de percelen heeft doorgehaald voorafgaand aan die levering andermaal een voorkeursrecht daarop te vestigen;
subsidiair: de Gemeente te veroordelen om het huidige voorkeursrecht op de genoemde percelen door te halen en vervolgens de percelen te [plaats] aan de [a-straat 1] en de [b-straat 1], bestaande uit kantoren, kadastraal bekend gemeente Bergen op Zoom, sectie [A], nummer [001], groot 670 centiare, alsmede sectie [A], nummers [002 t/m 005], groot 816 centiare voor een bedrag van in totaal ƒ 3.100.000,-- te weten € 2.518.480,19 in onbezwaarde eigendom terug te leveren, waarmee wordt bedoeld vrij van beslagen, beperkte rechten en van enig aanwijzingsbesluit ter zake van een voorkeursrecht als bedoeld in de Wet Voorkeursrecht Gemeenten aan de Bank, met de verplichting de Bank in staat te stellen onmiddellijk onbezwaard in evenbedoelde zin te kunnen doorleveren en de Gemeente bovendien te verbieden om nadat zij het huidige voorkeursrecht op de percelen heeft doorgehaald voorafgaand aan die levering andermaal een voorkeursrecht daarop te vestigen;
primair en subsidiair: alles op straffe van een dwangsom van ƒ 2.000.000,-- ofwel € 907.560,43 boete per overtreding, althans een zodanig bedrag als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren,
alsmede de Gemeente te veroordelen tot betaling van overige schade geleden op grond van de door de Gemeente gepleegde onrechtmatige daden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 september 1998 tot aan de dag der algehele voldoening, subsidiair vanaf 21 april 2000, dan we!lvanaf een zodanige datum als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren, alles des dat de Gemeente betaald hebbende de Bank zal zijn bevrijd;
meer subsidiair: de Gemeente te veroordelen tot betaling van de door Sotel geleden schade van ƒ 2.000.000,-- ofwel € 907.560,43, alsmede verdere schade nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 september 1998 tot aan de dag der algehele voldoening, subsidiair vanaf 21 april 2000, dan wel vanaf een zodanige datum als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren, alles des dat de Gemeente betaald hebbende de Bank zal zijn bevrijd;
primair, subsidiair en meer subsidiair: kosten rechtens.
De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 9 april 2003 geoordeeld dat Sotel in haar vordering tegen de Bank niet-ontvankelijk zal worden verklaard en in conventie en in reconventie de zaak naar de rol verwezen voor conclusie na tussenvonnis aan de zijde van Sotel. Daarbij heeft de rechtbank onder aanhouding van iedere verdere beslissing bepaald dat van dit vonnis direct hoger beroep kan worden ingesteld.
Tegen het tussenvonnis van 9 april 2003 heeft de Gemeente bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch hoger beroep ingesteld. Sotel heeft voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij arrest van 7 december 2004 heeft het hof:
verstaan dat het aan de rechtbank is de eindbeslissing te geven inzake het geschil tussen Sotel en de Bank;
op principaal en incidenteel appel:
het vonnis van de rechtbank te Breda van 9 april 2003 vernietigd en, opnieuw rechtdoende, de vordering in conventie van Sotel en de vordering in reconventie van de Gemeente afgewezen, Sotel in de kosten van het geding in eerste aanleg in conventie en de Gemeente in de kosten van het geding in eerste aanleg in reconventie en Sotel in de kosten van het principaal en incidenteel appel veroordeeld, dit arrest uitvoerbaar bij voorraad verklaard voor zover het de veroordeling van Sotel in de proceskosten betreft, en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft Sotel beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding en het anticipatie-exploot zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
De Gemeente heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van Sotel heeft bij brief van 24 mei 2006 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Sotel in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Gemeente begroot op € 5.802,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, A.M.J. van Buchem-Spapens, P.C. Kop en J.C. van Oven, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 1 september 2006.