ECLI:NL:HR:2005:AT8802

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C04/136HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arrest inzake koopovereenkomst en ontbinding tussen SOTEL B.V. en COÖPERATIEVE RABOBANK BERGEN OP ZOOM U.A.

In deze zaak heeft SOTEL B.V. (hierna: Sotel) de coöperatie COÖPERATIEVE RABOBANK BERGEN OP ZOOM U.A. (hierna: de Bank) gedagvaard voor de rechtbank te Breda. Sotel vorderde nakoming van een koopovereenkomst van 9 maart 1998, waarbij de Bank onroerende zaken aan Sotel zou leveren. De Bank heeft de vorderingen bestreden en in reconventie gevorderd dat de koopovereenkomst van rechtswege ontbonden was en Sotel een contractuele boete van ƒ 310.000,-- zou betalen. De rechtbank heeft in een tussenvonnis de zaak naar de rol verwezen en uiteindelijk in een eindvonnis van 8 januari 2002 de overeenkomst ontbonden en het conservatoir beslag opgeheven. Sotel heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 27 januari 2004 de vonnissen heeft bekrachtigd. Hierop heeft Sotel cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.

De Hoge Raad heeft op 2 september 2005 het beroep in cassatie verworpen. De klachten die door Sotel in het cassatieberoep zijn aangevoerd, konden niet leiden tot cassatie, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft Sotel bovendien veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de Bank zijn begroot op € 5.740,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann, W.A.M. van Schendel en F.B. Bakels, en openbaar uitgesproken door vice-president P. Neleman.

Uitspraak

2 september 2005
Eerste Kamer
Nr. C04/136HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
SOTEL B.V.,
gevestigd te Soest, voorheen: Bilthoven,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt,
t e g e n
de coöperatie COÖPERATIEVE RABOBANK BERGEN OP ZOOM U.A.,
gevestigd te Bergen op Zoom,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. J.A.M.A. Sluysmans.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: Sotel - heeft bij exploot van 29 december 1999 verweerster in cassatie - verder te noemen: de Bank - gedagvaard voor de rechtbank te Breda en gevorderd bij vonnis, voor zover de wet zulks toelaat uitvoerbaar bij voorraad:
primair: de Bank te veroordelen tot nakoming van de koopovereenkomst van 9 maart 1998 door levering van in die dagvaarding bedoelde onroerende zaken in volledige eigendom aan Sotel;
subsidiair: de Bank te veroordelen tot nakoming van de koopovereenkomst van 9 maart 1998 door levering van die onroerende zaken in economische eigendom aan Sotel, alsmede de Bank te veroordelen tot medewerking aan 'zelfrealisatie' van de onroerende zaken op straffe van een dwangsom van ƒ 50.000,-- per dag tot een maximum van ƒ 1.800.000,--;
meer subsidiair: de koopovereenkomst van 9 maar 1998 te ontbinden onder de voorwaarde dat aan Sotel de contractueel overeengekomen boete van ƒ 310.000,-- wordt voldaan alsmede de door Sotel als gevolg van de niet-nakoming van de koopovereenkomst door de Bank geleden schade, voorlopig begroot op ƒ 1.800.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van verzuim, zijnde 1 september 1998, althans vanaf de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening,
met veroordeling van de Bank in het geheel der kosten van het geding, waaronder begrepen de beslagkosten.
De Bank heeft de vorderingen bestreden en in reconventie gevorderd:
I. primair: voor recht te verklaren dat de koopovereenkomst tussen partijen van 9 maart 1998 en de aanvulling daarop van 5 augustus 1998 van rechtswege is ontbonden en Sotel te veroordelen tot betaling van de contractueel overeengekomen boete van ƒ 310.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 1 september 1998 tot aan de dag der algehele voldoening;
II. subsidiair: de koopovereenkomst tussen partijen van 9 maart 1998 en de aanvulling daarop van 5 augustus 1998 te ontbinden wegens toerekenbare tekortkoming door Sotel in de nakoming van de koopovereenkomst van 9 maart 1998;
III. meer subsidiair; de koopovereenkomst tussen partijen van 9 maart 1998 en de aanvulling van 5 augustus 1998 te ontbinden per 9 maart 1998 wegens onvoorziene omstandigheden;
IV. in conventie en in reconventie: het conservatoir beslag primair gelegd tot levering en subsidiair gelegd op de in het petitum van deze conclusie vermelde onroerende zaken op te heffen.
Bij conclusie van repliek in reconventie heeft de Bank haar eis vermeerderd en gevorderd:
a. de subsidiaire en meer subsidiaire vorderingen van de Bank, waaronder ook begrepen de vordering tot opheffing van het conservatoir beslag, toe te wijzen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad;
b. Sotel te veroordelen tot vergoeding van de door de Bank geleden schade, bestaande in de wettelijke rente over de koopsom van ƒ 3.100.000,--, althans een evenredig deel daarvan vanaf 1 september 1998 tot aan het moment van de ontbinding van de koopovereenkomst van 9 maart 1998 en de aanvullende overeenkomst van 5 augustus 1998,
met handhaving van de vorderingen voor het overige.
Sotel heeft in reconventie de vorderingen en de wijzigingen van eis bestreden.
De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 3 april 2001 de zaak naar de rol verwezen voor akte aan de zijde van de Bank.
Bij conclusie na tussenvonnis heeft Sotel haar onder b. bedoelde vordering met betrekking tot de daarin voorlopig begrote bedrag van ƒ 1.800.000,-- vermeerderd tot een bedrag van ƒ 2.000.000,--.
Bij eindvonnis van 8 januari 2002 heeft de rechtbank in conventie en in reconventie de tussen partijen gesloten overeenkomst, zoals vastgelegd in de koopakte van 11 mei 1998, ontbonden, het conservatoir beslag op de in het dictum van het vonnis vermelde onroerende zaken opgeheven, de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Tegen beide vonnissen heeft Sotel hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Bij memorie van grieven heeft Sotel haar vorderingen gewijzigd. De Bank heeft voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij arrest van 27 januari 2004 heeft het hof in het principaal beroep de vonnissen waarvan beroep, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft Sotel beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Bank heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor Sotel mede door mr. B.A. Boer, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van Sotel heeft bij brief van 4 mei 2005 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Sotel in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Bank begroot op € 5.740,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann, W.A.M. van Schendel en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 2 september 2005.