ECLI:NL:HR:2006:AW9383
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- O. de Savornin Lohman
- E.J. Numann
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid Nederlandse rechter bij echtscheiding tussen man en vrouw met verblijfplaats in het buitenland
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 september 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de onbevoegdheid van de Nederlandse rechter om kennis te nemen van een verzoek tot echtscheiding. De verzoeker, een Nederlandse man, had zich tot de rechtbank te Leeuwarden gewend met het verzoek om echtscheiding van zijn Thaise vrouw, met wie hij was gehuwd op de Nederlandse ambassade in Abu Dhabi. De vrouw was niet verschenen in de procedure. De rechtbank verklaarde zich bij beschikking van 24 maart 2004 onbevoegd om van het verzoek kennis te nemen, wat door het gerechtshof te Leeuwarden in hoger beroep werd bekrachtigd op 16 februari 2005. De man heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze beslissing.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten die in de cassatieprocedure zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekte tot verwerping van het beroep, wat de Hoge Raad heeft overgenomen.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt de toepassing van de Brussel II-Verordening, die bepaalt dat de gewone verblijfplaats van de betrokken partijen bepalend is voor de bevoegdheid van de rechter. In dit geval was de verblijfplaats van de vrouw niet in Nederland, wat leidde tot de onbevoegdheid van de Nederlandse rechter. De beschikking is openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann.