ECLI:NL:HR:2006:AV6171
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de bewezenverklaring van opzetheling in verband met bijstandsfraude
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 mei 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was eerder door het Hof veroordeeld voor opzetheling in verband met bijstandsfraude, waarbij hij zou hebben geprofiteerd van door valsheid in geschrift verkregen uitkeringsgelden. De Hoge Raad oordeelde dat de gebezigde bewijsmiddelen niet voldoende waren om de bewezenverklaring te onderbouwen. Het Hof had weliswaar vastgesteld dat de verdachte samenwoonde met een medeverdachte op een bepaald adres en gebruik maakte van de voorzieningen aldaar, maar er was geen bewijs dat deze voorzieningen geheel of gedeeltelijk waren betaald met de door misdrijf verkregen uitkering van de medeverdachte. De Hoge Raad concludeerde dat er niet kon worden vastgesteld dat de verdachte opzettelijk voordeel had getrokken uit het door misdrijf verkregen geld. De bewezenverklaring was derhalve niet naar de eisen van de wet met redenen omkleed. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem voor herbehandeling.