ECLI:NL:HR:2006:AV5025
Hoge Raad
- Cassatie
- A.G. Pos
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- A.R. Leemreis
- C.A. Streefkerk
- Rechtspraak.nl
Cassatie over overdrachtsbelasting en kwalificatie als vastgoedvennootschap
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 maart 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de overdrachtsbelasting die door belanghebbende was voldaan bij de verkrijging van aandelen in B B.V. Belanghebbende had op 29 december 2000 9,9 procent van de aandelen in B B.V. verworven en had ter zake daarvan een bedrag van ƒ 8910 aan overdrachtsbelasting op aangifte voldaan. Na afwijzing van zijn verzoek om teruggaaf van dit bedrag door de Inspecteur, heeft belanghebbende beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft belanghebbende cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het geschil zich toespitste op de vraag of de verkrijging van aandelen in de BV leidde tot de verschuldigdheid van overdrachtsbelasting. De Hoge Raad heeft daarbij de relevante bepalingen van de Wet op belastingen van rechtsverkeer in overweging genomen, met name artikel 4, lid 1, dat de voorwaarden schetst voor de kwalificatie van een vennootschap als vastgoedvennootschap. De Hoge Raad oordeelde dat de BV niet als vastgoedvennootschap kon worden aangemerkt, omdat zij niet de feitelijke zeggenschap uitoefende over de vennootschappen waaraan zij haar onroerende goederen verhuurde.
De Hoge Raad concludeerde dat het middel faalde en dat de uitspraak van het Hof in stand bleef. Tevens werd opgemerkt dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken en is van belang voor de interpretatie van de wetgeving omtrent overdrachtsbelasting en vastgoedvennootschappen.