ECLI:NL:HR:2006:AV1383
Hoge Raad
- Cassatie
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- A.R. Leemreis
- Rechtspraak.nl
Cassatie over buitengewone lasten en studiefinanciering voor levensonderhoud van een studerend kind
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De belanghebbende had voor het jaar 2000 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen ontvangen, gebaseerd op een belastbaar inkomen van ƒ 103.392. Na bezwaar werd deze aanslag door de Inspecteur gehandhaafd, maar het Hof verklaarde het beroep van de belanghebbende gegrond en verlaagde de aanslag naar ƒ 95.967. De Staatssecretaris ging in cassatie tegen deze uitspraak.
De Hoge Raad oordeelde dat de Staatssecretaris in het ongelijk werd gesteld. De zaak draaide om de vraag of de uitgaven van de belanghebbende voor het levensonderhoud van zijn dochter, die studeerde en geen recht had op een basisbeurs maar wel op een rentedragende lening, konden worden afgetrokken als buitengewone lasten. Het Hof had geoordeeld dat de mogelijkheid van een lening niet voldoende was om aan te nemen dat de belanghebbende niet in zijn levensonderhoud hoefde te voorzien. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en stelde dat de enkele mogelijkheid om een lening aan te gaan niet betekent dat iemand in zijn eigen levensonderhoud kan voorzien.
De Hoge Raad verklaarde het beroep van de Staatssecretaris ongegrond en veroordeelde hem in de proceskosten van de belanghebbende, vastgesteld op € 1288 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 10 februari 2006, en de kosten van het geding in cassatie werden aan de Staat opgelegd.