Bij beschikking van de rechtbank te Arnhem van 10 juli 1997 is bepaald dat verweerder in cassatie - verder te noemen: de man - als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de destijds minderjarige kinderen van partijen:
- [kind 1], geboren op [geboortedatum] 1982,
- [kind 2], geboren op [geboortedatum] 1983,
- [kind 3], geboren op [geboortedatum] 1986, en
- [kind 4], geboren op [geboortedatum] 1988,
telkens bij vooruitbetaling zal uitkeren ƒ 350,-- per kind per maand en als uitkering tot levensonderhoud van verzoekster tot cassatie - verder te noemen: de vrouw - een bedrag van ƒ 160,-- per maand zal voldoen. Bij beschikking van 13 januari 1998 heeft het gerechtshof te Arnhem de beschikking van de rechtbank vernietigd voorzover deze betrekking heeft op de door de man te betalen partneralimentatie. Het hof heeft die bijdrage vastgesteld op ƒ 800,-- per maand met ingang van de datum waarop de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Met een op 25 september 2002 ter griffie van de rechtbank te Arnhem ingekomen verzoekschrift heeft de vrouw zich gewend tot die rechtbank en op de voet van art. 1:401 BW verzocht de door de man ten behoeve van haar te betalen alimentatie te bepalen op € 600,-- per maand en de door de man voor de twee jongste (toen nog minderjarige) kinderen te betalen alimentatie te bepalen op € 275,-- per kind per maand.
Bij verzoekschrift van dezelfde datum hebben de twee reeds meerderjarige kinderen afzonderlijk wijziging verzocht. De rechtbank heeft de verzoeken gevoegd behandeld. De door de man voor de kinderen te betalen alimentatie speelt in cassatie geen rol meer.
De man heeft - voorzover in cassatie van belang - het verzoek van de vrouw bestreden en zijnerzijds een voorwaardelijk zelfstandig verzoek ingediend. De man heeft daarbij onder meer verzocht de onderhoudsbijdrage voor de vrouw met ingang van de datum waarop de alimentatieverhoging voor de kinderen ingaat te stellen op nihil dan wel op een door de rechtbank juist geacht bedrag.
De rechtbank heeft bij beschikking van 6 mei 2003 - voorzover in cassatie van belang - de beschikking van het gerechtshof te Arnhem van 13 januari 1998 in die zin gewijzigd, dat de door de man te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw met ingang van 1 november 2002 nader wordt gesteld op nihil.
Tegen deze beschikking heeft de vrouw hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem. De vrouw heeft in hoger beroep verzocht de beschikking van de rechtbank te vernietigen voor zover het de nihilstelling betreft van de alimentatie van de vrouw en deze te wijzigen aldus dat de man aan de vrouw maandelijks bij vooruitbetaling per 1 november 2002 een bedrag van € 600,-- dient te voldoen.
Tegen de beschikking van de rechtbank van 6 mei 2003 heeft de man afzonderlijk hoger beroep ingesteld. De man heeft - voorzover in cassatie van belang - verzocht de vrouw te veroordelen het bedrag dat de man als alimentatie voor de vrouw heeft betaald vanaf 1 november 2002 tot en met 30 april 2003, te weten een bedrag van € 2.560,88, binnen een week na betekening van de beschikking aan hem terug te betalen. De vrouw heeft incidenteel hoger beroep ingesteld. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft de advocaat van de vrouw het incidenteel hoger beroep ingetrokken.
Het hof heeft beide zaken gevoegd behandeld.
Bij beschikking van 20 januari 2004 heeft het hof, voorzover in cassatie van belang, in beide zaken bepaald dat de vrouw de door haar van de man in de periode van 1 november 2002 tot en met 30 april 2003 ontvangen partneralimentatie van € 2.560,88 aan hem zal terugbetalen in termijnen van € 100,-- per maand en een laatste termijn van € 60,88. Het meer of anders verzochte heeft het hof afgewezen.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.