ECLI:NL:HR:2006:AU8094
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- G.J.M. Corstens
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- H.A.G. van Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van een arrest in hoger beroep wegens schending van het recht op aanwezigheid van de verdachte
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 februari 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was eerder bij verstek veroordeeld door de Politierechter tot een werkstraf van 240 uren en een gevangenisstraf van vijf maanden. De verdachte had hoger beroep ingesteld, maar was niet aanwezig bij de behandeling van de zaak in hoger beroep. De Hoge Raad oordeelde dat de griffier de brief van de verdachte, waarin hij hoger beroep wilde aantekenen, had moeten beschouwen als een bijzondere volmacht. De verdachte was in de veronderstelling dat zijn zaak onherroepelijk was, gebaseerd op onjuiste informatie van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB). Deze dwaling was verschoonbaar, waardoor de verdachte niet vrijwillig afstand had gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn bij de behandeling van zijn zaak in hoger beroep. De Hoge Raad benadrukte het belang van het recht van de verdachte om bij de behandeling aanwezig te zijn, vooral in hoger beroep, waar fouten uit de eerste aanleg kunnen worden hersteld. Gelet op deze overwegingen vernietigde de Hoge Raad het bestreden arrest en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor een nieuwe behandeling.