ECLI:NL:HR:2012:BV6661

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/05043
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vertrouwensbeginsel en ontvankelijkheid Openbaar Ministerie in strafzaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 maart 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was beschuldigd van een ernstige verkeersovertreding, namelijk het rijden met een snelheid van ongeveer 150 kilometer per uur op een weg buiten de bebouwde kom. De verdachte had een brief ontvangen van het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) waarin stond dat de zaak was ingetrokken en dat hij deze als afgedaan kon beschouwen. De verdediging stelde dat deze mededeling hem het gerechtvaardigd vertrouwen had gegeven dat hij niet vervolgd zou worden.

Het Hof oordeelde echter dat, gezien de aanzienlijke overschrijding van de maximumsnelheid, de verdachte niet op de inhoud van de brief van het CJIB had mogen vertrouwen. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en oordeelde dat het vertrouwen dat door de verdachte was opgewekt niet gerechtvaardigd was. De Hoge Raad benadrukte dat een niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie alleen kan plaatsvinden als het vertrouwen in de gegeven omstandigheden gerechtvaardigd is.

De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte en oordeelde dat het Hof terecht had geoordeeld dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in de vervolging. De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de toepassing van het vertrouwensbeginsel in strafzaken, vooral in situaties waarin een verdachte zich beroept op mededelingen van het CJIB.

Uitspraak

27 maart 2012
Strafkamer
nr. S 10/05043
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 31 augustus 2010, nummer 21/002269-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. V. Wolting, advocaat te Zwolle, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Silvis heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat het Hof het in hoger beroep gevoerde verweer dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging, heeft verworpen op gronden die deze verwerping niet kunnen dragen.
2.2. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 06 december 2008 in de gemeente Nunspeet buiten de bebouwde kom, als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, Elspeterweg, niet zijnde een autoweg of autosnelweg, heeft gereden met een snelheid van ongeveer 150 kilometer per uur."
2.3.1. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte aldaar het woord gevoerd overeenkomstig de aan het proces-verbaal gehechte pleitnota. De pleitnota houdt in:
"I. Inleiding
(...) Kort gezegd komt de gang van zaken tot op heden hier op neer. Cliënt heeft op 23 januari 2009 een bericht ontvangen van het CJIB. In dit bericht staat:
"Op 6 december 2008 omstreeks 8:56 uur bent u staande gehouden vanwege het strafbare feit "Overschrijding max. snelheid op (auto)wegen buiten bebouwde kom, van 70 tot 75 km/h".
Naar aanleiding van een verzoek van politie is besloten de zaak met bovengenoemd transactienummer in te trekken. U kunt deze zaak als afgedaan beschouwen."
Het verzoek is getekend door het hoofd OM-afdoening en Transacties van het CJIB. Bij beschikking van 09 april 2009 heeft de raadkamer van de Rechtbank Zutphen besloten dat het ingehouden rijbewijs aan cliënt diende te worden teruggeven. De rechtbank honoreerde daarmee (in een voorlopig oordeel) het beroep op het vertrouwensbeginsel. (...)
II. Vertrouwensbeginsel
(...) Cliënt kon redelijkerwijs aan de brief de verwachting ontlenen dat hij niet meer strafrechtelijk zou worden aangesproken. De brief van het CJIB is klip en klaar. Het is duidelijk over welk feit het gaat. Het is duidelijk waarom er is ingetrokken en het is duidelijk wat het gevolg is: cliënt mag de zaak als afgedaan beschouwen.
III. Deze toezegging komt voor rekening van het OM, ik verwijs naar HR 28 februari 2000, NJ 2006, 180. Allerhande bevoegdheden in het kader van het strafrecht en de Wet Mulder worden door het CJIB uitgeoefend. Het CJIB is al lang niet meer uitsluitend het incassobureau van justitie. Juist uit het feit dat brief is ondertekend door het hoofd OM-afdoening en Transacties van het CJIB moge blijken hoe enorm de werkzaamheden van het CJIB in de afgelopen jaren zijn uitgedijd. Het lag niet op de weg van cliënt om hiernaar nader onderzoek te doen. De brief hoefde bij cliënt geen vragen op te roepen.
IV. Vraag is dan alleen nog of er zwaarwegende belangen in de weg staan aan honorering van het beroep op het vertrouwensbeginsel. Ik meen dat dit (net als door Uw Hof op 10 mei 2010 werd geoordeeld in de zaak met LJN-nummer BM7573) niet het geval is. Gelet op het feit dat het hier een verkeersovertreding betreft zullen dergelijke zwaarwegende belangen mijns inziens ook niet gauw aan de orde zijn.
V. Conclusie
Gelet op het voorgaande verzoek ik u het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren."
2.3.2. Het bestreden arrest houdt met betrekking tot het in het middel bedoelde verweer het volgende in:
"Het hof acht het openbaar ministerie wel ontvankelijk in de vervolging. Aan de ongelukkig geformuleerde brief d.d. 23 januari 2009 van het CJIB heeft verdachte niet het gerechtvaardigd vertrouwen kunnen ontlenen, dat een zo grove verkeersovertreding ongestraft zou blijven.
Bij brief d.d. 17 februari 2009 van het parket te Zutphen aan de raadsman van verdachte is precies uiteengezet, welke vergissing en waarom is gemaakt. Verdachte heeft daardoor ook niet lang in onzekerheid hoeven verkeren over het standpunt van het openbaar ministerie."
2.4. Een bij een verdachte op grond van een mededeling van het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) opgewekt vertrouwen dat tegen hem in een bepaalde zaak geen vervolging zal worden ingesteld, zal alleen kunnen leiden tot
niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie in de vervolging indien dat vertrouwen in de gegeven omstandigheden gerechtvaardigd is.
2.5. Het Hof heeft geoordeeld dat de verdachte, gelet op de zeer aanzienlijke overschrijding van de maximumsnelheid, aan de inhoud van de brief van 23 januari 2009 van het CJIB niet het gerechtvaardigd vertrouwen heeft kunnen ontlenen dat hij ter zake van die verkeersovertreding niet vervolgd zou worden, mede in aanmerking genomen dat het parket te Zutphen de verdachte bij brief van 17 februari 2009 heeft uiteengezet welke vergissing tot de brief van 23 januari 2009 had geleid. Dat oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en het is ook niet onbegrijpelijk.
2.6. Het middel faalt.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 27 maart 2012.