ECLI:NL:HR:2012:BV6661
Hoge Raad
- Cassatie
- W.A.M. van Schendel
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Vertrouwensbeginsel en ontvankelijkheid Openbaar Ministerie in strafzaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 maart 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was beschuldigd van een ernstige verkeersovertreding, namelijk het rijden met een snelheid van ongeveer 150 kilometer per uur op een weg buiten de bebouwde kom. De verdachte had een brief ontvangen van het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) waarin stond dat de zaak was ingetrokken en dat hij deze als afgedaan kon beschouwen. De verdediging stelde dat deze mededeling hem het gerechtvaardigd vertrouwen had gegeven dat hij niet vervolgd zou worden.
Het Hof oordeelde echter dat, gezien de aanzienlijke overschrijding van de maximumsnelheid, de verdachte niet op de inhoud van de brief van het CJIB had mogen vertrouwen. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en oordeelde dat het vertrouwen dat door de verdachte was opgewekt niet gerechtvaardigd was. De Hoge Raad benadrukte dat een niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie alleen kan plaatsvinden als het vertrouwen in de gegeven omstandigheden gerechtvaardigd is.
De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte en oordeelde dat het Hof terecht had geoordeeld dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in de vervolging. De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de toepassing van het vertrouwensbeginsel in strafzaken, vooral in situaties waarin een verdachte zich beroept op mededelingen van het CJIB.