ECLI:NL:HR:2006:AU7092
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- J.P. Balkema
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Cassatie over strafoplegging en voorlopige hechtenis in drugszaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 januari 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in Suriname, was eerder veroordeeld tot achttien maanden gevangenisstraf voor het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne in Nederland. De advocaat-generaal had in hoger beroep gevorderd dat het vonnis van de rechtbank zou worden vernietigd en dat de verdachte zou worden vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten. Het Hof heeft de verdachte vrijgesproken van de onder 2A en 2B primair tenlastegelegde feiten, maar hem wel veroordeeld voor het voorbereiden van een feit bedoeld in de Opiumwet.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het Hof niet verplicht was om expliciet te beslissen op het strafmaatverweer dat door de raadsman was aangevoerd. De Hoge Raad oordeelde dat de strafoplegging door het Hof voldoende gemotiveerd was, waarbij het Hof de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging had genomen. De Hoge Raad concludeerde dat het middel van de verdachte niet tot cassatie kon leiden, en dat er geen redenen waren om de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de uitspraak van het Hof in stand bleef. Dit arrest benadrukt de rol van de feitenrechter in de waardering van strafopleggingen en de afweging van persoonlijke omstandigheden van de verdachte.