- primair het ontbreken van de wil van de vrouw op grond van art. 3:33 BW bij het aangaan van de overeenkomst;
- subsidiair het maken van misbruik van omstandigheden althans bedreiging door de man in het bijzonder door de vrouw onder voortdurende en onaanvaardbare druk te plaatsten in de periode voorafgaand aan de ondertekening van het convenant;
- meer subsidiair benadeling voor meer dan een/vierde voor wat betreft de verdeling van de tussen partijen aanwezige eenvoudige gemeenschap dan wel voor wat betreft de bij de huwelijksvoorwaarden overeengekomen verrekening;
- nog meer subsidiair de algemene redelijkheid- en billijkheidsbepalingen;
dan wel (uitsluitend) te vernietigen wegens
- dwaling op basis van art. 6:228 BW aan de zijde van de vrouw ter zake de waarde van het te verrekenen vermogen;
- nog meer subsidiair een geestelijke stoornis aan de zijde van de vrouw als bedoeld in artikel 3:34 BW;
• de echtscheiding uit te spreken tussen partijen en daarbij:
- te bepalen dat de man aan de vrouw een bijdrage in de kosten van opvoeding en verzorging van de kinderen zal betalen van € 840,-- per maand per kind, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
- te bepalen dat de man aan de vrouw een uitkering in haar levensonderhoud zal betalen van € 6.000,-- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
- de verdeling van de "eenvoudige" gemeenschap vast te stellen in die zin dat de echtelijke woning aan de man wordt toebedeeld nadat partijen overeenstemming hebben bereikt over de waarde althans nadat de waarde bij wege van taxatie in rechte is vastgesteld en onder de verplichting aan de zijde van de man voor zijn rekening te nemen de hypothecaire geldlening en deze als eigen schuld te voldoen onder vrijwaring van de vrouw en voorts onder verplichting om de vrouw uit te keren de helft van de vrije verkoopwaarde minus haar aandeel in de hypothecaire geldlening;
- de man te veroordelen om aan de vrouw te verstrekken een gespecificeerde, schriftelijke en ondertekende beschrijving per medio juli 2001 van het te verrekenen vermogen tezamen met onderliggende bewijsstukken, alsmede van de nadien plaatsgevonden vermogensvermeerderingen, en hem voorts te veroordelen om met de vrouw tot verrekening over te gaan in dier voege dat de man aan de vrouw voldoet 50% van het, kort samengevat, "overgespaarde vermogen" te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 mei 2002 tot de dag der voldoening;
- de man te veroordelen aan de vrouw te betalen € 95.293,-- wegens een verrekeningsvordering terzake de kosten van de huishouding c.q. aflossing van de lening terzake de echtelijke woning, alles uit het privé-vermogen van de vrouw voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 mei 2002 tot aan de dag der voldoening;
- te bepalen dat de vrouw jegens de man bevoegd is de bewoning en het gebruik van de bij de echtelijke woning en tot de inboedel daarvan behorende zaken voort te zetten, totdat het verzoek betreffende de verdeling van de "eenvoudige" gemeenschap is geëffectueerd;
- de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren voor zover wettelijk geoorloofd.