ECLI:NL:HR:2006:AP2046
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- J.W. van den Berge
- E.N. Punt
- Rechtspraak.nl
Cassatie over vertegenwoordiging bij douaneaangifte en volmacht
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van X B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, waarin de uitnodigingen tot betaling van douanerechten zijn gehandhaafd. De belanghebbende, X B.V., was uitgenodigd tot betaling van douanerechten van in totaal ƒ 726.737,30 (€ 329.779,10) op basis van aangiften die door K B.V. waren gedaan. Na bezwaar tegen de uitnodigingen tot betaling, heeft de Inspecteur deze handhaving bevestigd. X B.V. heeft vervolgens beroep ingesteld bij de Tariefcommissie, die later is opgevolgd door het Hof. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, waarna X B.V. in cassatie ging.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de aangiften zijn gedaan door K B.V. en niet door X B.V. zelf. De Hoge Raad oordeelt dat de machtiging die X B.V. aan de Inspecteur had verstrekt, niet voldoende was om K B.V. als vertegenwoordiger van X B.V. te beschouwen. De Hoge Raad concludeert dat K B.V. voor eigen rekening heeft gehandeld, wat betekent dat X B.V. niet als schuldenaar kan worden aangemerkt voor de douanerechten. Dit leidt tot de vernietiging van de uitspraak van het Hof en de uitnodigingen tot betaling.
De Hoge Raad verklaart het beroep gegrond en gelast dat de Staat aan X B.V. het griffierecht vergoedt, evenals de kosten van rechtsbijstand in zowel de cassatieprocedure als de procedure voor het Hof. De uitspraak van de Hoge Raad heeft belangrijke implicaties voor de vertegenwoordiging bij douaneaangiften en de vereisten voor volmachten in het bestuursrecht.