ECLI:NL:HR:2005:AU2230
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Bepaling van de hoogte van wederrechtelijk verkregen voordeel in ontnemingszaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 november 2005 uitspraak gedaan in een ontnemingszaak waarbij de betrokkene was veroordeeld voor deelname aan een criminele organisatie en opiumwetdelicten, specifiek de exploitatie van hennepkwekerijen in meerdere panden. De betrokkene had in hoger beroep aangevoerd dat bepaalde kosten, zoals de inrichting van de kwekerijen, huurkosten en hypothecaire lasten, in mindering moesten worden gebracht op het wederrechtelijk verkregen voordeel. Het hof had echter geoordeeld dat deze kosten niet voor aftrek in aanmerking kwamen, omdat zij niet in directe relatie stonden tot de delicten. De Hoge Raad bevestigde dat de wetgever de rechter grote vrijheid heeft gelaten in de beoordeling van dergelijke kosten, maar dat wanneer de betrokkene gemotiveerd verweer voert, de rechter dit verweer moet motiveren in zijn uitspraak. De Hoge Raad oordeelde dat het hof onvoldoende had gemotiveerd waarom de inrichtingskosten en huurkosten niet voor aftrek in aanmerking kwamen, en vernietigde de bestreden uitspraak. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof te Arnhem voor herbehandeling. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door de rechter bij de beoordeling van kosten in ontnemingszaken.