ECLI:NL:HR:2005:AT5932
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep wegens ontbrekende pleitnota
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 juni 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was eerder door de Rechtbank te Utrecht veroordeeld voor afpersing en had hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting in hoger beroep werd een pleitnota overgelegd door de raadsman van de verdachte, mr. J.P.A. van Schaik. Echter, deze pleitnota ontbrak in de stukken die door het Hof aan de Hoge Raad waren gezonden. De verdachte stelde dat dit verzuim leidde tot nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting, omdat het niet mogelijk was om na te gaan welke verweren er waren gevoerd.
De Hoge Raad oordeelde dat het ontbreken van de pleitnota in dit geval niet tot nietigheid leidde. De raadsman had namelijk alsnog een kopie van de pleitnota aan de Hoge Raad doen toekomen, waardoor de Hoge Raad in staat was om te controleren welke verweren waren gevoerd. Dit was van belang voor de beoordeling van de zaak. De Hoge Raad concludeerde dat het verzuim niet tot cassatie kon leiden, omdat de verdediging alsnog in staat was gesteld om haar standpunten te onderbouwen.
De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, omdat de middelen die waren ingediend niet tot cassatie konden leiden. De uitspraak van het Hof bleef daarmee in stand. Dit arrest benadrukt het belang van de mogelijkheid voor de Hoge Raad om de inhoud van verweren te kunnen beoordelen, zelfs als er een administratief verzuim heeft plaatsgevonden in de procedure.