ECLI:NL:HR:2005:AT5727
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot nadere onderzoekshandelingen in cassatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 juli 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1974 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Noord Holland Noord, had beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het Hof. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. G.P. Hamer en mr. A.M. Ficq-Kengen, had middelen van cassatie voorgesteld, waarbij zij verzochten om nadere onderzoekshandelingen. De Hoge Raad oordeelde dat het verzoek om nadere onderzoekshandelingen, zoals bedoeld in artikel 328 van het Wetboek van Strafvordering, ook van toepassing is in hoger beroep volgens artikel 415 Sv. De rechter dient op dergelijke verzoeken te beslissen op straffe van nietigheid van het onderzoek, maar het Hof had in deze zaak verzuimd om expliciet op het verzoek te beslissen. Dit verzuim leidde echter niet tot cassatie, omdat de Hoge Raad oordeelde dat de verdachte geen in rechte te respecteren belang had bij de klacht over het ontbreken van een beslissing op het verzoek, aangezien het verzoek een herhaling was van een eerder afgewezen verzoek. De Hoge Raad verwierp het beroep, omdat geen van de middelen tot cassatie konden leiden. De uitspraak van het Hof, waarin de verdachte was vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging maar was veroordeeld tot twaalf jaren gevangenisstraf voor andere feiten, bleef daarmee in stand.