In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Waterschap de Dommel tegen een uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, waarin de aanslag zuiveringsheffing voor het jaar 2012 werd verminderd. De Heffingsambtenaar had in eerste aanleg geconcludeerd tot een vermindering van de aanslag met € 603,72, wat door belanghebbende werd geaccepteerd. Echter, in hoger beroep ontstond onduidelijkheid over de inhoud van het compromis dat partijen bij de Rechtbank hadden bereikt. Het Hof oordeelt dat beide partijen bij het bereiken van het compromis onmiskenbaar het oog hadden op een vermindering van de aanslag met € 603,72. De Heffingsambtenaar had de Rechtbank verzocht om de uitspraak te vernietigen, maar het Hof concludeert dat de Rechtbank het beroep niet-ontvankelijk had moeten verklaren, omdat de Heffingsambtenaar geheel aan de bezwaren van belanghebbende tegemoet was gekomen. De uitspraak van de Rechtbank wordt vernietigd, behoudens de beslissingen omtrent het griffierecht en de proceskosten. Het Hof verklaart het beroep van de Heffingsambtenaar niet-ontvankelijk.