ECLI:NL:HR:2005:AS5106
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- O. de Savornin Lohman
- P.C. Kop
- E.J. Numann
- F.B. Bakels
- P. Neleman
- Rechtspraak.nl
Arrest inzake onteigening en schadeloosstelling in de zaak van de Provincie Zuid-Holland tegen eiser
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 april 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [eiser] en de Provincie Zuid-Holland. De zaak betreft een onteigening die door de Provincie was gevorderd voor de aanleg van de provinciale weg N 470. De rechtbank had eerder op 3 september 2003 de onteigening bij vervroeging uitgesproken en op 17 maart 2004 de schadeloosstelling voor [eiser] vastgesteld op € 105.409,08. [Eiser] heeft tegen dit vonnis cassatie ingesteld, waarbij de Provincie tot verwerping van het beroep heeft geconcludeerd.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de rechtbank bij de bepaling van de schadeloosstelling rekening had moeten houden met alle feiten en omstandigheden op de peildatum, ook als deze pas later bekend werden. De deskundigen hadden aanvankelijk de schadeloosstelling begroot op € 137.687,50, maar na het indienen van een Saneringsplan door DHV, dat melding maakte van asbestverontreiniging, werd dit bedrag bijgesteld naar € 105.022,50. De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank niet had mogen afzien van het aanhouden van de zaak, zodat [eiser] niet voldoende gelegenheid had gekregen om een contra-expertise uit te voeren.
De Hoge Raad vernietigde het vonnis van de rechtbank en verwees de zaak ter verdere behandeling naar het gerechtshof te 's-Gravenhage. Tevens werd de Provincie in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, tot op deze uitspraak begroot op € 409,96 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.