ECLI:NL:HR:2005:AS1803
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- B.C. de Savornin Lohman
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het klaagschrift tot teruggave van inbeslaggenomen geldbedragen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 februari 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de Rechtbank te Haarlem. De zaak betreft een klaagschrift ingediend door een derde-belanghebbende, die teruggave van inbeslaggenomen geldbedragen verzocht. De Rechtbank had het klaagschrift gegrond verklaard, maar de Officier van Justitie stelde beroep in cassatie in. De Hoge Raad oordeelde dat het belang van de strafvordering het voortduren van het beslag niet meer vorderde, en dat de Rechtbank had moeten beoordelen of de klager redelijkerwijs als rechthebbende op de geldbedragen moest worden beschouwd. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de Rechtbank en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbeoordeling.
De feiten van de zaak zijn als volgt: op 4 september 2003 zijn geldbedragen in beslag genomen van een persoon, aangeduid als [betrokkene 1]. De klager, geboren in 1968 en wonende te [woonplaats], stelde dat hij rechthebbende was op deze geldbedragen. De Rechtbank had vastgesteld dat de inbeslagname rechtmatig was, maar dat het openbaar ministerie onvoldoende had aangetoond dat de geldbedragen van misdrijf afkomstig waren. De klager had onderbouwd dat hij het geld had gespaard en dat het belang van de strafvordering zich niet meer verzette tegen teruggave.
De Hoge Raad concludeerde dat de Rechtbank niet had voldaan aan de vereiste beoordeling van de rechthebbendheid van de klager, wat leidde tot de vernietiging van de beschikking. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor een nieuwe behandeling, waarbij de vragen omtrent de rechthebbendheid van de klager opnieuw aan de orde moesten komen.