ECLI:NL:HR:2005:AR8286
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- B.C. de Savornin Lohman
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Onderzoek naar de bruikbaarheid van politieverklaringen als bewijs in strafzaken zonder ondervragingsrecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 februari 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was veroordeeld voor gijzeling, waarbij hij een persoon, genaamd [slachtoffer], wederrechtelijk van de vrijheid had beroofd met het oogmerk om een vriend van het slachtoffer, [betrokkene 1], te dwingen geld te betalen. De verdediging stelde dat de verklaring van het slachtoffer, die bij de politie was afgelegd, niet als bewijs mocht worden gebruikt omdat zij niet als getuige was gehoord. De Hoge Raad oordeelde dat artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) niet in de weg staat aan het gebruik van deze verklaring als de betrokkenheid van de verdachte bij het feit voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen. De Hoge Raad concludeerde dat er voldoende steunbewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte, ondanks dat niet alle onderdelen van de bewezenverklaring steun vonden in ander bewijs dan de verklaring van het slachtoffer. Het beroep werd verworpen, en de Hoge Raad oordeelde dat de bestreden uitspraak niet vernietigd hoefde te worden.