ECLI:NL:HR:2004:AR8188
Hoge Raad
- Cassatie
- A.G. Pos
- L. Monné
- A.R. Leemreis
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag overdrachtsbelasting en de toepassing van artikel 13 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 24 december 2002, betreffende een naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting. De naheffingsaanslag van ƒ 867 werd opgelegd aan belanghebbende na de verkrijging van onroerende zaken. Na bezwaar tegen deze aanslag, werd de uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, wat leidde tot het cassatieberoep.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat belanghebbende, A B.V., op 28 november 1996 een perceel grond verkreeg en dat dit perceel later werd gesplitst in appartementsrechten. Belanghebbende verwierf een aantal van deze appartementsrechten, maar de vraag was of voor de toepassing van artikel 13 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer de eerdere verkrijging van het gehele perceel of slechts een deel daarvan in aanmerking moest worden genomen.
Het Hof oordeelde dat de verkrijging van de appartementsrechten door belanghebbende slechts een deel van de voorafgaande verkrijging betrof, en dat er dus geen sprake was van dezelfde goederen. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en oordeelde dat de klachten van belanghebbende falen. De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verklaarde het beroep ongegrond. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.G. Pos, als voorzitter, en de raadsheren L. Monné en A.R. Leemreis, en is openbaar uitgesproken op 24 december 2004.