ECLI:NL:HR:2006:AZ0426
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Uitleg van optiecontracten tussen dga en B.V. in vennootschapsbelastingzaak
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X Beheer II B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, waarin een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1999 werd gehandhaafd. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslag, maar het Hof verklaarde het beroep ongegrond. De belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze uitspraak. De Staatssecretaris van Financiën diende een verweerschrift in, waarop de belanghebbende een conclusie van repliek indiende.
De Hoge Raad behandelt in deze uitspraak verschillende middelen die door de belanghebbende zijn ingediend. Een van de belangrijkste punten van discussie betreft de onpartijdigheid van de raadsheren die de uitspraak van het Hof hebben gedaan. De belanghebbende betoogt dat er twijfels zijn over de onpartijdigheid van mrs. Den Boer en Zwemmer, en dat zij een wrakingsverzoek zouden hebben ingediend als zij van hun namen op de hoogte waren geweest. De Hoge Raad oordeelt echter dat de omstandigheid dat er geen wrakingsverzoek is ingediend in de procedure voor het Hof, niet in de weg staat aan de toetsing van de onpartijdigheid in cassatie.
Daarnaast wordt er ingegaan op de optiecontracten die door de belanghebbende zijn gesloten met haar (middellijk) enig aandeelhouder. Het Hof had geoordeeld dat deze contracten geen invloed hadden op de winstbepaling van de belanghebbende. De Hoge Raad bevestigt dit oordeel en stelt dat de omstandigheden rondom de optiecontracten, zoals de afwezigheid van een daadwerkelijke geldstroom en de wijze waarop deze contracten zijn verwerkt in de administratie, het oordeel van het Hof kunnen dragen.
De Hoge Raad concludeert dat de ingediende middelen niet tot cassatie kunnen leiden en verklaart het beroep ongegrond. Tevens zijn er geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door de vice-president en vier raadsheren, en is openbaar uitgesproken op 20 oktober 2006.