ECLI:NL:HR:2004:AQ1086
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Cassatie in de Ceteco-affaire met betrekking tot wijziging tenlastelegging oplichting en verduistering
In de zaak van de Ceteco-affaire heeft de Hoge Raad op 26 oktober 2004 uitspraak gedaan over de afwijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging door het Hof. De verdachte was beschuldigd van oplichting en verduistering, waarbij de tenlastelegging betrekking had op een bedrag van ongeveer ƒ 1.350.000,- dat ten onrechte was verkregen van de provincie Zuid-Holland. De Advocaat-Generaal had middelen van cassatie voorgesteld, en de raadsvrouwe van de verdachte, mr. A.E.M. Röttgering, had het cassatieberoep tegengesproken. De Hoge Raad oordeelde dat de afwijzing van de wijziging van de tenlastelegging door het Hof onbegrijpelijk was, omdat de gevorderde wijziging niet wezenlijk afweek van de oorspronkelijke tenlastelegging. De Hoge Raad vernietigde de bestreden tussenbeslissing en de einduitspraak van het Hof, maar alleen wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 2 tenlastegelegde en de strafoplegging. De zaak werd verwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling.
De zaak had zijn oorsprong in een complexe situatie waarin de verdachte en haar medeverdachten zich als geld- of kapitaalmakelaars presenteerden en valse declaraties indiende bij de provincie Zuid-Holland. De Hoge Raad benadrukte dat de delictsomschrijvingen van oplichting en verduistering niet wezenlijk uiteenlopen, wat de afwijzing van de wijziging van de tenlastelegging door het Hof problematisch maakte. De uitspraak van de Hoge Raad heeft belangrijke implicaties voor de rechtspraktijk, vooral met betrekking tot de eisen voor de wijziging van tenlasteleggingen in strafzaken.