ECLI:NL:HR:2004:AP1533

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 september 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00663/04 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid in beklag ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot teruggave van inbeslaggenomen goederen

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een beklag ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door een klager die verzocht om teruggave van een inbeslaggenomen BMW. De klager, die ten tijde van de aanzegging gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting 'Almere Binnen', trok in raadkamer zijn verzoek tot teruggave aan hem in en vroeg in plaats daarvan om teruggave aan zijn broer. De rechtbank te Amsterdam had eerder het beklag ongegrond verklaard. De Hoge Raad oordeelt dat de rechtbank de klager niet-ontvankelijk had moeten verklaren, omdat de wet niet toestaat dat een verzoek tot teruggave mondeling wordt gedaan, noch dat teruggave aan een ander kan worden gelast op verzoek van een belanghebbende. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd dat de beslissing van de rechtbank vernietigd moest worden en dat de klager niet-ontvankelijk verklaard moest worden. De Hoge Raad volgt deze conclusie en vernietigt de beschikking van de rechtbank, waarbij de klager niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn beklag. Deze uitspraak is gedaan op 7 september 2004 door de Hoge Raad der Nederlanden, met de vice-president als voorzitter en twee raadsheren in aanwezigheid van de waarnemend-griffier.

Uitspraak

7 september 2004
Strafkamer
nr. 00663/04 B
AGJ/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Amsterdam van 19 februari 2004, nummer RK 03/3975, op een beklag als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Almere Binnen" te Almere.
1. De bestreden beschikking
De Rechtbank heeft ongegrond verklaard het door de klager ingediende beklag strekkende tot teruggave van het in bovenvermelde beschikking omschreven voorwerp.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze hebben mr. G.P. Hamer en mr. A.M. Ficq-Kengen, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de beslissing van de Rechtbank op het klaagschrift wordt vernietigd en dat de klager alsnog niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn klaagschrift.
3. Ambtshalve beoordeling van de bestreden beschikking
3.1. Aan het door de klager ingediende klaagschrift lag de stelling ten grondslag dat hij als rechthebbende moest worden aangemerkt van de onder hem inbeslaggenomen personenauto, merk BMW, kenteken [AA-00-AA]. Blijkens de bestreden beschikking heeft de klager bij de behandeling in raadkamer van dat klaagschrift op 4 februari 2004 deze stelling verlaten en aangevoerd dat zijn broer, [betrokkene 1], als rechthebbende dient te worden aangemerkt en dat de personenauto aan deze moet worden teruggegeven.
3.2. Deze gewijzigde stellingname van de klager kan bezwaarlijk anders worden verstaan dan als een intrekking van het verzoek tot teruggave van de inbeslaggenomen personenauto aan hem, gevolgd door een mondeling verzoek tot teruggave van die personenauto aan [betrokkene 1].
3.3. Uit het vorenstaande volgt dat de Rechtbank, die zowel de aanspraken van de klager als die van [betrokkene 1] op de inbeslaggenomen personenauto aan een inhoudelijke beoordeling heeft onderworpen, daaraan niet had mogen toekomen. Het verzoek van de klager tot teruggave aan hem van die personenauto moest immers als ingetrokken worden beschouwd, terwijl de wet niet de mogelijkheid kent dat een verzoek om teruggave mondeling wordt gedaan en evenmin dat op verzoek van een belanghebbende teruggave van het inbeslaggenomene aan een ander wordt gelast (vgl. HR 2 april 1991, NJ 1991, 633).
Derhalve had de Rechtbank de klager niet-ontvankelijk in zijn beklag behoren te verklaren, in plaats van te beslissen zoals hiervoor onder 1 is weergegeven (vgl. HR 25 juni 2002, NJ 2002, 366).
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven en dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden beschikking;
Verklaart de klager niet-ontvankelijk in zijn beklag.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren J.L.M. Urlings en W.A.M. van Schendel, in bijzijn van de waarnemend-griffier J.D.M. Hart, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 september 2004.
Mr. Urlings is buiten staat dit arrest te ondertekenen.