ECLI:NL:HR:2004:AO9026
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de belastingaanslag en de bestemming van landbouwgrond na woningbouw
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure die is ingesteld door de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een belastingaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1999, die aan belanghebbende was opgelegd. Na bezwaar van belanghebbende werd de aanslag door de Inspecteur verminderd, maar belanghebbende ging in beroep bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de Inspecteur en stelde het belastbaar inkomen vast op nihil, met een verlies van ƒ 16.702 voor het jaar 1999.
De belanghebbende is vennoot in een vennootschap onder firma die een bloembollenbedrijf exploiteert. In 1993 kocht de vof twee percelen grond met een agrarische bestemming, met de intentie om daar een woning en agrarisch bedrijf te bouwen. De grond werd volledig tot het ondernemingsvermogen gerekend. In 1994 en 2000 werden bouwvergunningen aangevraagd en verleend voor de bouw van een schuur en een bedrijfswoning. In 1999 werd een perceel grond overgebracht naar het privé-vermogen van de firmanten, wat leidde tot de vraag of dit bedrag tot het inkomen van belanghebbende moest worden gerekend.
De Hoge Raad oordeelt dat de uitspraak van het Hof niet in stand kan blijven. De Hoge Raad stelt dat de bouw van een woning op landbouwgrond leidt tot onttrekking van die grond aan het gebruik voor landbouw in eigenlijke zin, ongeacht of de woning dienstbaar is aan het landbouwbedrijf. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie gegrond, vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en verklaart het beroep tegen de uitspraak van de Inspecteur ongegrond. Dit arrest is gewezen op 7 mei 2004.